Met het enorm groeiende aanbod aan ETF’s op last van de margedruk, wordt het steeds moeilijker een succesvolle ETF in de markt te zetten. ‘Voorheen had je 50 miljoen euro nodig om break-even te draaien, nu is dat 100 miljoen euro. En dat zal nog meer worden.’
Dat zegt Edwin Mars van Invesco in een gesprek met Fondsnieuws, Hoofd Benelux ETF Business Development bij de asset manager die 148 ETF’s aanbiedt. ‘We monitoren constant: heeft het zin om hiermee door te gaan? Daarbij zal die 100 miljoen euro nog verder omhoog gaan, aangezien de marges nog altijd kleiner worden.’
Het onderwerp is actueel. Onlangs berichtte de Financial Times nog dat er meer dan 1000 miljard euro vastzit in te kleine nieuwe fondsen - zombiefondsen.
Kerstboom
Mars noemt het een ‘enorme kerstboom aan indexfondsen en ETF’s’, die ontstaan is de afgelopen jaren. ‘Omdat er meer ETF’s op de markt komen, wordt het ook steeds moeilijker om een succesvolle ETF te lanceren. Ook omdat veel klanten beperkt worden door een maximale grootte die zij mogen hebben in een fonds. Dit kan bijvoorbeeld maximaal 10 of 25 procent van een bepaald fonds zijn. Dus als een fonds 100 miljoen is, mogen zij maar 10 miljoen investeren, terwijl ze misschien wel 100 miljoen in die benchmark willen investeren.’
Er zal een einde aan de groei komen, verwacht Mars. ‘Het filtert zichzelf uit. Aanbieders concurreren steeds meer op prijs, efficiënt portfoliomanagement en op het vinden van goede seed partners: partijen die middels een startkapitaal zorgen voor de eerste investering in een ETF. Wij zijn echt op zoek naar partnerships met grote klanten die zoiets zouden kunnen initiëren. Het is deels mijn opdracht om die te vinden.’
Hoeveel tijd Invesco een nieuw fonds geeft, is verschillend. ‘Als je bijvoorbeeld een range fixed income euro government bond-ETF’s lanceert, met vijf verschillende duraties, dan bepaalt de rente-ontwikkeling welke duration-bucket op een bepaald moment interessant is. Als de rente gaat veranderen, heb je misschien liever de 5-7 jaar, in plaats van de 1-3 jaar. Als de interesse in die duration van 5-7 jaar, twee jaar op zich laat wachten, sluit je deze ETF dan? Het is tóch belangrijk om die verschillende durations aan te kunnen bieden. Het één heeft meer tijd nodig omdat de marktcondities niet goed zijn, en bij het andere moet je kijken: heeft de belegger betere opties tot zijn beschikking en gaat dit dus nog ooit iets worden?’
Exotische producten
Voor Mars is de stelregel: hoe exotischer het product, hoe geavanceerder de strategieën zijn, hoe eerder je een pijnlijke beslissing zal moeten nemen: is dit levensvatbaar of hebben we het verkeerd ingeschat? ‘Bij een Euro government bond ETF of een S&P 500 tracker, weet je wat je kunt verwachten, weet je wat de concurrent heeft en of jij nog een juiste snaar kunt raken.’
Een ander nog altijd actueel thema wat hem betreft, is de discussie over de al dan niet bestaande risico’s van synthetische ETF’s. Mars moet in gesprekken met klanten nog vaak de keuze voor synthetische ETF’s verdedigen. ‘Het beeld overheerst dat er in synthetisch portefeuillemanagement in tien jaar tijd niks veranderd is, terwijl er op het gebied van risk en return enórme ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. Bovendien heeft fysieke replicatie vaak de mogelijkheid van securities lending, wat door veel beleggers wordt gezien als een vergelijkbaar risico.’
Mars doelt onder meer op de spreiding van het tegenpartijrisico over meerdere partijen. In het geval van de Invesco-ETF op de S&P 500 is het risico bijvoorbeeld verdeeld over JP Morgan, Morgan Stanley, SocGen en Goldman Sachs. ‘UCITS regelgeving stelt bepaalde regels aan in de EU gevestigde fondsen, zoals dat het tegenpartijrisico niet boven de 10 procent van de hoeveelheid Assets under Management komt. Wij hebben intern de regel dat dit maximaal 4,5 procent mag zijn, maar in de praktijk komt dit bij onze S&P-ETF niet boven de 2 procent.’
Tegenpartijrisico
Behalve de verkleining van het tegenpartijrisico, is volgens Mars het gehele beleggingsproces van ETF’s die werken met swapcontracten transparanter geworden door een uitspraak van de federale belastingdienst van de VS, de IRS. Swapcontracten zijn sindsdien vrijgesteld van ‘afdracht roerende voorheffing’, waardoor de 30 procent voorheffing over de aan eindbeleggers uit te betalen dividenden sinds enkele jaren volledig wordt doorberekend aan de eindbelegger.
Dit laatste argument gaat met name op voor Amerikaanse ETF’s en wereldwijde ETF’s met een grote exposure naar Amerika. Het is volgens Mars mede de verklaring voor de inhaalrace die Amerikaanse synthetische ETF’s tussen 2017 en 2020 hebben gemaakt ten opzichte van hun fysieke evenknie. Tussen 2017 en 2018 was de toename in instroom van synthetische ETF’s groter dan die in fysieke ETF’s. Tussen 2018 en 2019 was de daling in instroom in het geval van synthetische ETF’s meer afgezwakt dan die in fysieke ETF’s.
Om zijn stelling over rendementsverschillen te staven, toont Mars een tabel waarin twee S&P 500 synthetische ETF’s (van Lyxor en Invesco) zijn afgezet tegen twee fysieke ETF’s van iShares en Vanguard. Tussen september 2018 en september 2019 haalde de synthetische ETF van Invesco een performance van 4,16 procent, die van Lyxor 4,08 procent, waar de fysieke ETF’s van iShares en Vanguard 3,88 procent haalden. In de Invesco-ETF zit meer dan 9 miljard dollar, waarvan 3,4 miljard in 2019 naar het fonds stroomde.
Invesco verkiest niet altijd synthetisch boven fysiek, vertelt Mars. Ruim de helft van de totale hoeveelheid vermogen in ETF’s van 272 miljard dollar zit in fysiek, de rest in synthetisch. ‘Al onze fixed income ETF’s passen fysieke replicatie toe. De onderliggende leningen bieden zoveel flexibiliteit, dat synthetisch hier geen voordelen biedt. Ook in commodities hebben we veel fysieke ETF’s.