Duurzaamheidsstrijder Thomas Van Dyck betoogt dat er geen goede redenen meer zijn om nog langer te beleggen in de olie- en gasindustrie. Van Dyck was donderdag op uitnodiging van Fondsnieuws in Amsterdam voor een ESG-kennislunch. Een interview.
Californië, de Amerikaanse staat waar Thomas Van Dyck woont en werkt, is een van de weinige uitzonderingen in het overwegend klimaatsceptische Amerika van president Trump. ‘Wij zijn de stuwende kracht achter de nationale bbp-groei, terwijl de uitstoot van broeikasgassen en de vraag naar energie er daalt. Er is dus godzijdank nog hoop op een goede afloop.’ De oprichter van de activistische aandeelhoudersorganisatie As You Sow doelt op een wereld waarin de temperatuurstijging beperkt blijft tot 2 graden Celsius, zoals afgesproken in het Klimaatakkoord van Parijs.
Holistische benadering
Europa doet in de ogen van Van Dyck veel beter zijn best om de wereld leefbaar te houden. Steeds vaker staat een holistische benadering centraal ten aanzien van financieel, maatschappelijk en milieurendement. Beleggingen in de meest vervuilende energiebron - steenkool - passen daar niet meer bij.
Dat geldt niet voor de olie-en gassector, waarin de meeste beleggers nog grote posities houden. Onbegrijpelijk, vindt Van Dyck. Al was het alleen maar vanwege de behaalde financiële rendementen in deze sector. ‘Neem de Energy Select Sector SPDR Fund ETF dat voor 100 procent belegt in grote Amerikaanse olie- en gasbedrijven, dus de ‘big boys’ als ExxonMobil. Van begin 2008 en maart 2019 bedroeg het gemiddelde jaarrendement 0,6 procent, tegen 8,3 procent voor de S&P 500 (total return). Zet je dat af tegen een duurzame en fossielvrije (wereldwijde) aandelenportefeuille, dan kom je uit op een jaarrendement van 10,2 procent.’
Wie beweert dat het uitsluiten van een volledige sector weinig doet voor het rendement op portefeuilleniveau, heeft het volgens de bevlogen Amerikaan helemaal mis. ‘Hoe je er ook naar kijkt, de energiesector was in deze lange periode met ups en downs veruit de slechtst presterende sector. Als je nog steeds in de energiesector belegt, moet je jezelf afvragen: wat bezielt je om ondermaats te willen presteren?’
Oliesector bedreigd
Belangrijker dan het financiële rendement is dat beleggers in de energiesector blootgesteld worden aan tal van risico’s, stelt hij. Naast het beleggingsrisico zijn dat technologische risico’s, het risico dat olie- en gasbedrijven moeten afschrijven op hun bewezen reserves (‘stranded assets’), het risico op rechtszaken, een hogere CO2-beprijzing, regelgevende risico’s en de mogelijkheid dat de vraag naar ‘fossiel’ piekt.
‘Hoe disruptief technologie kan zijn, wordt vaak onderschat. Een voorbeeld is GE waarvan de koers de afgelopen twee jaar instortte. Het conglomeraat zag niet aankomen dat de vraag naar gasturbines zou opdrogen als gevolg van de enorme stappen die zijn gezet op het gebied van energiebesparing en de toenemende concurrentie van alternatieve energieoplossingen.’
Van Dyck sluit niet uit dat oliebedrijven nog een rol gaan spelen in de energietransitie. ‘Het zou kunnen. Maar op dit moment lijken ze vooral mogelijkheden te zien in de productie van plastic. Amerikaanse oliebedrijven halen daar nu al 24 procent van hun omzet uit. Dus eerst vervuilen ze de lucht, nu het water. Dan denk ik: is dat werkelijk jullie beste idee?’
Waarom de grote olie- en gasbedrijven niet in hernieuwbare energiebronnen en -oplossingen investeren, heeft nog een andere reden, zegt Van Dyck. ‘Heb je er ooit iemand gezien van buiten de sector? Alle leidinggevenden hebben een mijnbouwachtergrond. Ze zijn goed in maar één ding, en dat is hoe je olie uit de grond haalt. Investeren in hernieuwbare energie voor een oliebedrijf is alsof je een tandarts vraagt een hartoperatie te doen.’
Desinvesteringsbeweging
Het argument dat je belegd moeten blijven om te kunnen engagen, gaat volgens de duurzaamheidsstrijder maar ten dele op. ‘Een piepkleine positie is al genoeg om een resolutie te kunnen indienen. Je moet het omdraaien en in de dialoog aangeven dat je je positie wilt uitbouwen wanneer de ‘capex’ aan andere zaken wordt besteed dan het vinden van nieuwe olie- en gasbronnen.’
Binnen de Climate Action 100+ van klimaatbewuste beleggers stellen steeds meer beleggers zich op dat standpunt, vervolgt Van Dyck. ‘De Universiteit van Californië is het laatste voorbeeld van een grote belegger dat fossiel van de hand doet. Ook CalSTRS en CalPERS, de twee grootste pensioenfondsen van de VS, zullen hier op korte termijn toe overgaan.’
Wereldwijd groeit de desinvesteringsbeweging snel: van 50 miljard dollar dat uit fossiele beleggingen is onttrokken in 2014 naar een (toegezegde) 11.000 miljard dollar nu. Of het allemaal genoeg zal zijn om het klimaatakkoord van Parijs te halen?
Van Dyck: ‘Ja, maar het wordt wel alle hens aan dek. Dat gegeven dat hernieuwbaar op prijs gaat concurreren met fossiel alleen is niet genoeg. We hebben te maken met een machtige industrie die zichzelf aan het verdedigen is, door leugens en misinformatie over klimaatverandering te verspreiden zodat mensen niet in actie komen. Het gevecht tegen deze campagne moeten we met z’n allen aangaan. Dat wordt een zware strijd, maar of ze het willen of niet, de transitie is onvermijdelijk.’