Ruim een vijfde van de Europese Ucits-fondsen beweert in zijn prospectus compatibel te zijn met artikel 8 of 9 van de nieuwe Europese duurzaamheidsverordening SFDR, die op 10 maart in werking trad. ‘Het valt op dat fondshuizen er sterk uiteenlopende definities van het begrip duurzaamheid op nahouden’, zegt Hortense Bioy, hoofd sustainability research bij Morningstar.
Een fonds voldoet aan artikel 8 van de SFDR als het in zijn beleggingsbeleid duurzaamheid promoot, en is compatibel met artikel 9 als het zich specifiek richt op duurzame beleggingen. 18 procent van de beleggingsfondsen noemt zich volgens Morningstar compatibel met het ‘lichtgroene’ artikel 8, en nog eens 3,6 procent vindt zich ‘donkergroen’. De dataleverancier baseert die conclusies op een analyse van de prospectussen van ongeveer de helft van de 11.500 in Luxemburg gehuisveste Ucits-fondsen.
Uit de analyse komen grote verschillen tussen fondshuizen naar voren. Vermogensbeheerders met hun hoofdkwartier in Frankrijk, Nederland en Scandinavië lopen voorop. BNP Paribas en Amundi hebben veruit de meeste geregistreerde artikel 8/9 fondsen (zie grafiek). Dat dit Franse vermogensbeheerders zijn, is volgens Bioy geen toeval.
‘Vermogensbeheerders in Frankrijk zijn al verplicht te rapporteren over ESG-risico’s. Vandaar dat ze gemakkelijker aan de nieuwe regelgeving voldoen. In Frankrijk bestaat al een fondslabel voor SRI-fondsen. Alle fondsen met dat label zijn sowieso al artikel 8-fondsen’, zegt ze in gesprek met Fondsnieuws.
Robeco
Wat betreft SFDR-fondsen als percentage van vermogen onder beheer scoren onder meer de Nederlandse fondshuizen Robeco en NN IP en de Scandinavische vermogensbeheerders SEB, Handelsbanken en Nordea bijzonder hoog. Hun artikel 8/9 fondsen zijn goed voor minimaal twee derde van hun vermogen onder beheer. ‘Dat heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat beleggers in die landen vooroplopen op ESG-gebied’, denkt Bioy.
Het contrast met de grote Angelsaksische fondshuizen is inderdaad groot: partijen als Fidelity, Schroders, LGIM, BlackRock, Vanguard en JP Morgan AM hebben nauwelijks artikel 8/9 fondsen. In het geval van Blackrock en Vanguard kan ook meespelen dat deze fondshuizen veel ETF’s beheren. ‘Veruit de meeste artikel 8/9-fondsen worden actief beheerd. Van de artikel 8/9 fondsen, zijn maar 5-10 procent ETF’s’, aldus Bioy.
Groenwasser: Alliance Bernstein
Met name Amerikaanse vermogensbeheerders lijken soms ook misbruik te maken van het feit dat de Europese Commissie er nog steeds niet in is geslaagd een duidelijke definitie te geven van wat ‘promoten van duurzaamheid’ nu precies inhoudt. Dit ondanks herhaaldelijke oproepen hiertoe door de Europese toezichthouders.
Bioy: ‘Daarom betekent het nu eigenlijk niets als je je fonds compatibel met artikel 8 of 9 noemt. Vaak zie ik zelf bijvoorbeeld dezelfde soort fondsen de ene keer als artikel 8 en de andere keer als artikel 9 geclassificeerd worden. Beleggers moeten compatibiliteit met de SFDR dan ook zeker niet beschouwen als duurzaamheidskeurmerk.’
Bioy noemt Alliance Bernstein expliciet bij naam als mogelijke groenwasser, hoewel ze de term ‘greenwashing’ zelf liever zegt te vermijden. ‘Alliance Bernstein is een van de asset managers die de minst strikte definitie van ‘artikel 8’ gebruiken. Het heeft zelfs fondsen geclassificeerd als artikel 8 zonder dat die fondsen expliciete bindende ESG-criteria gebruiken. Soms vinden ze dat alleen al het feit dat ze aan engagement doen met bedrijven een fonds ‘artikel 8’ maakt.’
De Europeanen zijn wat dit betreft transparanter, constateert Bioy. ‘De Franse fondshuizen stellen zich bijvoorbeeld op het standpunt dat er sprake moet zijn van bindende criteria waaraan bedrijven moeten voldoen om in aanmerking te komen voor opname in het fonds.’
‘Artikel 8 wordt mainstream’
Andersom kan het trouwens ook best zo zijn dat sommige fondshuizen bewust wachten met het classificeren van hun fondsen als artikel 8 of 9 totdat hier duidelijker definities van zijn. ‘Sommige asset managers nemen misschien het zekere voor het onzekere, en willen het risico vermijden dat ze een fonds voorbarig als artikel 8 of 9 classificeren.’
Bioy benadrukt dat de SFDR pas net is ingevoerd en dat het percentage fondsen dat zich compatibel verklaart met artikel 8 of 9 de komende jaren waarschijnlijk nog fors zal toenemen. ‘Uiteindelijk kan het wel om meer dan 60 procent van de fondsen gaan, schat ik. Ik ken immers ook geen enkele assetmanager meer die niet zegt dat ie aan ESG-integratie doet.’
Hiernaast hebben de meeste asset managers aangegeven dat veruit de meeste fondsen die ze in de toekomst zullen lanceren uitgesproken duurzaamheids- of impactkenmerken zullen hebben, stelt Bioy. Dit alleen al zal ervoor zorgen dat een artikel 8 of 9 classificatie uiteindelijk mainstream wordt, denkt ze. ‘Dan kun je bijvoorbeeld denken aan een minimumniveau waar fondsen qua duurzaamheid aan moeten voldoen.’
Aandelenfondsen minder oververtegenwoordigd dan verwacht
49 procent van de fondsen met een artikel 8/9 classificatie zijn aandelenfondsen. ‘Dat is 10 procentpunt meer dan je zou mogen verwachten op basis van het marktaandeel van aandelenfondsen, maar eerlijk gezegd had ik een groter percentage aandelenfondsen en een kleiner percentage obligatiefondsen verwacht’, stelt Bioy. Dat ligt op 29 procent, in lijn met het marktaandeel.
Het is voor aandelenmanagers namelijk veel makkelijker om duurzaamheidscriteria te integreren dan voor beheerders van obligatiefondsen. Bioy: ‘Vaak zijn de rentes op schuldpapier van bedrijven met een hoge ESG-rating relatief laag, en daardoor minder aantrekkelijk voor beleggers.’ Daarnaast zijn hoogrentende obligaties daarentegen juist vaak weinig duurzaam.