schermafbeelding_2023-01-16_om_19.27.19.jpg

Pakweg 50 jaar lang was industriepolitiek een besmet woord. Geen politicus, zelfs niet van linkse snit, durfde het in zijn of haar mond te nemen - laat staan de beleidsmakers. Maar eensklaps is het i-woord weer in de mode; de Europese Unie maakt er zelfs haar bestaansrecht van, zo blijkt uit interne documenten. Beleggers hebben er weinig goede herinneringen aan. 

De Franse regering heeft een complete herziening voorgesteld van de aanpak van de Europese Unie om haar industrie te stimuleren. Daarvoor moet een “Made in Europe”-strategie worden opgetuigd, met als doel om de stroom van Amerikaanse subsidies te evenaren, zo schrijft het Brusselse platform Politico op basis van ingeziene, maar nog niet gepubliceerde documenten.

Antwoord op Amerikaanse initiatief 

De Franse regering onder leiding van president Macron (foto midden, naast premier Rutte en bondskanselier Scholz) heeft in haar brief van 9 januari de EU opgeroepen om de productiedoelstellingen te versnellen, regels voor staatssteun af te zwakken, een noodfonds voor soevereiniteit op te richten en handelsbeschermingsinstrumenten in te zetten.

Het is het Franse antwoord op een recente Amerikaanse wet, de zogenoemde Inflation Reduction Act, die in de Europa is ingeslagen als een bom. Er is namelijk maar liefst 369 miljard dollar aan subsidies mee gemoeid, bedoeld om het bedrijfsleven in de VS tot verduurzaming aan te zetten en - in het verlengde daarvan - ook reshoring van (Amerikaanse) ondernemingen te stimuleren.  

Frankrijk, dat van oudsher een lange historie heeft op het gebied van industriepolitiek en nog altijd een aanzienlijk percentage staatsbedrijven kent, wil de Amerikaanse stap beantwoorden met een “Made in Europe”-strategie. In de brief stelt de Franse regering  dat de EU nieuwe productiedoelstellingen moet opstellen ‘om onze afhankelijkheid te verminderen’ in gevoelige sectoren. Er wordt dan behalve naar chips ook verwezen naar technologieën en producten op het vlak van duurzaamheid en energietransitie. Parijs wil productiedoelstellingen vaststellen die tegen 2030 moeten worden bereikt, zoals dat in de ontwerp-chipswet van de EU ook al is vastgelegd. Doel van dit laatste is om de afhankelijkheid van landen als China te reduceren. 

Frankrijk stelt in de brief dat de EU in dit kader moet beginnen met ‘hervormingen om de procedures voor het verlenen van vergunningen voor de installatie van nieuwe productielocaties te vereenvoudigen en te versnellen’. Doel is een volledige hervorming van de energiemarkt, zodat bedrijven gemakkelijker besluiten kunnen nemen over hun productie en investeringen. De stopgezette leverantie van olie en gas uit Rusland, en de afhankelijkheid van (Amerikaans) LNG-gas waarvan nu sprake is, doet veel bedrijven in Europa de vraag stellen of het oude continent nog wel een goed en veilig vestigingsklimaat kent. 

‘Gerichte steun’

De EU is terughoudend met het verlenen van staatssteun, tenzij er sprake is van extreme omstandigheden. Maar in zijn brief stelt Frankrijk, volgens het Brusselse platform Politico, dat de EU moet overgaan tot ‘gerichte steun - via subsidies of belastingkredieten - op basis van vooraf vastgestelde criteria, in een beperkt aantal sectoren’. Gedacht wordt aan belastingvoordelen (belastingkredieten) of rechtstreekse subsidies voor strategische sectoren.

Frankrijk stelt de oprichting van een noodfonds voor. Het geld daarvoor kan uit het corona-noodfonds worden gehaald. Daarmee zou 365 miljard euro zijn gemoeid, die nog niet zijn uitbetaald en nu kunnen worden toegewezen aan sectoren die van strategisch belang zijn voor de Europese industrie. Dat bedrag zou bovenop de  221 miljard euro aan leningen komen, die nog moeten worden toegekend aan Europese industriesectoren.

Het voorstel van de Franse regering, neergelegd in de genoemde brief van 9 januari, kan niet onder alle EU-lidstaten op even veel steun rekenen. Zo tonen sterke landen als Duitsland en Nederland zich kritisch, hoewel het kabinet in juli 2022 een plan heeft gepubliceerd voor een ‘strategisch en groen industriebeleid’. In de toelichting bij dat plan schreef minister Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat: ‘het kabinet zal nog meer inzetten op aansluiting op het EU-industriebeleid. Door gewijzigde geopolitieke ontwikkelingen hebben we elkaar harder nodig dan ooit en is dit beleid ook actiever geworden.’ (zie bijlage) 

Industriebeleid, 50 jaar terug

‘In de jaren zeventig van de vorige eeuw was het financieel steunen van individuele bedrijven een bewuste politiek geworden. Met de in 1971 van kracht geworden Regeling Bijzondere Financiering kon de Nationale Investeringsbank onder staatsgarantie kredieten of kredietgaranties afgeven. In 1972 was de Nederlandse Herstructureringsmaatschappij (Nehem) opgericht om beleidsaanbevelingen te doen ter verbetering van die bedrijfstakken die in de problemen zaten, waarbij de financiële steun van Economische Zaken kwam.’

‘Het merendeel van de steun werd direct door Economische Zaken toegekend. Vooral de grotere bedrijven wendden zich direct tot het departement. Hoewel de steunmaatregelen niet altijd het beoogde effect hadden, kon van bedrijven zoals Fokker, Volvo Car, DAF, Stork en Hoogovens een faillissement worden afgewend, al betekende dat soms slechts uitstel’, zo schrijven onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen in hun studie.

Voor beleggers was dit een moeilijke en weinig renderende periode doordat de rentetarieven hoog waren en dat winstgevendheid van (beursgenoteerde) bedrijven drukte. Dat veranderde toen onder leiding van Fed-president Paul Volcker het rentebeleid op de schop ging. Nu gebeurt hetzelfde: de rente stijgt, de winsten dalen, waarbij een extra complicerende factor is dat de wereldhandel krimpt en geopolitieke rivaliteit een steeds belangrijkere rol speelt. 

 

Author(s)
Categories
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
No