Een interne instructienota 2019/I/45 van de administratie van 26 september 2019 over de bepaling van de belastbare basis van buitenlandse roerende inkomsten heeft voor heel wat deining gezorgd en aanleiding gegeven tot wijziging van de belastbare basis van dividenden en interesten die Belgische belastingplichtigen op een buitenlandse (en meer in het bijzonder op een Luxemburgse) effectenrekening hebben ontvangen en bijkomende belastingen. Dat zeggen Dirk Coveliers (links op de foto) en Gerd D. Goyvaerts (rechts), advocaten bij Tiberghien Advocaten.
Indien deze inkomsten een buitenlandse (al dan niet lokale) bronheffing ondergaan hebben, dan zegt de actuele wetgeving (artikel 22 § 2 WIB 92) dat het netto-inkomen dient aangegeven te worden in de personenbelasting. Voor de vaststelling van het netto-inkomen van roerende goederen en kapitalen van buitenlandse oorsprong, wordt in de administratieve commentaar voorzien dat de in het buitenland op de inkomsten ingehouden belastingen (door de schuldenaar of door de betalende buitenlandse instelling) aftrekbaar zijn.
Stel bijvoorbeeld dat een Belgische particulier een dividend van € 65 van Zwitserse oorsprong op zijn Luxemburgse bankrekening krijgt, nadat hierop 35 procent Zwitserse bronheffing is ingehouden, dan dient hij het werkelijk geïnde bedrag van € 65 aan te geven volgens de huidige Belgische wetgeving.
Volgens de voornoemde interne instructienota mocht de fiscus ervan uitgaan dat die belastingplichtige eventueel beroep had kunnen doen op het dubbelbelastingverdrag tussen België en Zwitserland om een verminderde Zwitserse bronheffing van 15 procent te kunnen bekomen. De interne instructienota liet bijgevolg toe om de belastbare basis van dit buitenlands dividend te verhogen met € 20 en bijgevolg te wijzigen in € 85.
Na tegenwind in de pers en van fiscalisten, blijkt de administratie nu in te zien dat de interne instructienota wel degelijk contra legem is en wordt een aanpassing daarvan (al dan niet gepaard gaande met de intrekking van deze vorige instructienota) aangekondigd in een recente circulaire 2020/C/96 van 9 juli 2020, gepubliceerd op Fisconetplus.
In deze circulaire wordt een nieuwe circulaire aangekondigd die de nodige verduidelijkingen zal bevatten met betrekking tot het begrip’ geïnd of verkregen bedrag’ in het kader van de roerende inkomsten waarvan de schuldenaar is gevestigd in het buitenland. Ook het begrip van ‘de in het buitenland ingehouden belastingen op die inkomsten’ zal worden verduidelijkt.
In afwachting van deze verduidelijkingen, wordt in deze circulaire 2020/C/96 bevestigd dat de belastingplichtige wel de effectief ingehouden de bronheffing mag in mindering brengen voor de bepaling van het belastbaar bedrag.
Indien de belastingplichtige de toepassing van een vermindering van buitenlandse belasting vraagt in toepassing van een verdragsrechtelijke bepaling ter vermijding van dubbele belasting, dan moet het aldus geïnde bedrag eveneens aan de roerende voorheffing worden onderworpen indien dit bedrag via een Belgische tussenpersoon is verkregen, of, - indien dit niet het geval is -, in de aangifte in de personenbelasting worden aangegeven. Dit geldt ook indien de verkrijger van de inkomsten onderworpen aan de rechtspersonenbelasting (zie artikel 262, WIB 92).
Een meer dan welgekomen verduidelijking in extremis voor de aangifte personenbelasting aanslagjaar 2020, die nu nog ingediend moet worden.
Wie ondertussen “slachtoffer” geworden is van de toepassing van de betwiste interne instructie en een bijkomende aanslag hiervoor heeft gekregen, kan dit supplement dus betwisten. Ook ijverige belastingplichtigen die recent al hun aangifte personenbelasting hebben ingediend op basis van de betwiste instructienota, kunnen nog stappen ondernemen om de belastbare basis wederom aan te passen.
Zie meer hierover op www.tiberghien.com