De opkomende marktenfondsen van Aberdeen Standard Investments (ASI) hebben een paar zware jaren achter de rug. Dat komt vooral door overwegingen naar zwakke valuta en een onderweging in Chinese internetaandelen.
Dat zeggen deputy head opkomende markten Joanne Irvine en Osamu Yamagata, beheerder van het Aberdeen Global Emerging Markets Smaller Companies Fund, in een gesprek met Fondsnieuws.
In een beleggingscategorie die het toch al niet makkelijk heeft gehad, hebben het Aberdeen Global Emerging Markets Equity Fund en het Aberdeen GEM Smaller Companies Fund zowel over één, drie als vijf jaar een underperformance ten opzichte van hun benchmark laten zien.
Het Global Emerging Markets Equity Fund heeft over de voorbije vijf jaar op jaarbasis een rendement van -1,58 procent geboekt, een underperformance van liefst -2,72 procent op jaarbasis. Het Smaller Companies Fund heeft het met een cumulatieve underperformance van bijna 20 procent zelfs nog wat slechter gedaan.
Irvine en Yamagata wijten de slechte prestaties voor een groot deel aan de devaluatie van juist die opkomendemarktenvaluta waarin beide fondsen het sterkst overwogen zijn geweest.
‘We hebben consequent overwegingen gehad naar landen met een tekort op de lopende rekening en landen met veel politieke onrust, zoals Turkije. Juist de valuta’s van die landen hebben de afgelopen jaren de grootste klappen gehad’, legt Yamagata uit. Zelfs als de bedrijven in die landen goed hebben gepresteerd op de lokale beurs, is het rendement in euro’s of dollars vaak negatief. De Turkse lira heeft over de afgelopen vijf jaar bijvoorbeeld bijna twee derde van zijn waarde verloren ten opzichte van de dollar, de basisvaluta van de Aberdeen-fondsen.
Een sterke dollar zorgt meestal voor problemen in opkomende markten, en dat is dit jaar niet anders geweest. Een omkering van die trend zou aandelen opkomende markten dus een impuls geven, al zou een verdere verslechtering van de wereldhandel voor een nieuwe ronde volatiliteit kunnen leiden. ‘Onze verwachting over de sterkte van de dollar speelt geen rol in onze beleggingsbeslissingen, maar de vlakke yieldcurve suggereert dat we de grootste dollarstijging achter de rug hebben’, meent Irvine.
Onderweging naar technologie
Maar er is nog een belangrijke factor die de Aberdeen-fondsen de afgelopen jaren parten heeft gespeeld: de onderweging naar technologiebedrijven. ‘Dat zijn juist de bedrijven geweest die het best gepresteerd hebben. Een groot deel van de small-cap bedrijven in Taiwan zijn bijvoorbeeld leveranciers van Apple, en die hebben het heel goed gedaan. Maar die bedrijven hebben de laatste tijd juist klappen gehad, wat onze relatieve performance ten goede is gekomen.’
Afschaffen instapvergoeding
Yamagata’s fonds staat dit jaar op een verlies van bijna 18 procent, maar desondanks ligt het fonds op koers zijn benchmark voor de tweede keer in de afgelopen vijf jaar te verslaan. Mede door de jarenlange underperformance is het fondsvermogen inmiddels gezakt tot onder de 500 miljoen dollar. Daarom heeft ASI besloten de instapvergoeding van 2 procent voor het fonds per 3 december af te schaffen.
‘We hebben die maatregel ooit ingevoerd om instroom te ontmoedigen en zo bestaande beleggers te beschermen. Maar we vinden dat nu niet meer nodig en denken dat het fonds weer kan groeien. De gemiddelde marktkapitalisatie van bedrijven in de small-cap index is in vergelijking met 2013, toen we de instapvergoeding invoerden, ook verdubbeld. Dat maakt het voor grote fondsen makkelijker in small caps te beleggen’, legt Yamagata uit.
Ook het EM large-cap fonds van ASI lijkt het dit jaar voor het eerst in tijden weer eens beter, of eigenlijk dus minder slecht, te gaan doen dan zijn benchmark, de MSCI Emerging Markets Index.
De EM index is de afgelopen jaren behoorlijk veranderd. De weging van financials is gedaald, en technologiebedrijven domineren inmiddels de index. Het Aberdeen large-cap fonds heeft zich daar niet direct aan aangepast, wat grotendeels de underperformance van de laatste jaren verklaart. ‘Inmiddels hebben we onze blootstelling aan Chinese tech en naar China in het algemeen wel verhoogd, via kwalitatief sterke A-shares en aandelen in Tencent’, vertelt Irvine.
Overweging naar India en Brazilië
Toch beslaan banken en verzekeraars nog steeds een derde van de portfolio van het large-cap fonds. Irvine: ‘In Azië hebben we verzekeraars als Ping An en AIA. Dat is daar een belangrijke groeimarkt. Chinese banken mijden we omdat die, onder druk staan hun balansen te verkleinen en tekortschieten wat betreft transparantie, met name ten aanzien van achterstallige leningen in hun boeken.’
Banken vindt Irvine aantrekkelijker in India, geografisch de grootste overweging van het fonds. Irvine zegt zich geen zorgen te maken over de grote percentages oninbare leningen op de balansen van veel banken in de publieke sector, of over het recente opstappen van centralebankpresident Urjit Patel. ‘De zwakte van het systeem pakt gunstig uit voor conservatief bestuurde beursgenoteerde banken uit de private sector, zoals HDFC, dat kan profiteren van een vlucht naar kwaliteitsaandelen. De volatiliteit van de afgelopen tijd hebben we gebruikt om onze posities te vergroten.’
Bovendien, benadrukt Irvine, is India de snelst groeiende economie in de opkomende markten. ‘En het is ook een safe haven voor het geval dat de handelsoorlog tussen de VS en China escaleert.’
Brazilië is met een allocatie van 11,6 procent de op een na grootste overweging van het Aberdeen Global Emerging Markets Equity Fund. En ondanks het feit dat de Braziliaanse aandelenmarkt door de verkiezing van de even controversiële als hervormingsgezinde Jaïr Bolsonaro als een speer omhoog is geschoten, verwachten ze bij Aberdeen Standard Investments nog meer van het land.
‘Brazilië bevindt zich na vier jaar van recessie aan het beginpunt van economisch herstel’, denkt Irvine. Twee van de grootste Braziliaanse posities in het large-cap fonds zijn retailbank Bradesco en winkelbedrijf Lojas Renner, dat ook een grote kredietverleningstak heeft. ‘Deze bedrijven zijn allebei leiders in hun sector, en kunnen de vruchten gaan plukken van de cyclische opleving in de economie de we in 2019 verwachten.’