Bijna de helft van de Nederlandse beleggers met een belegbaar vermogen van 50.000 euro of meer maakt momenteel gebruikt van een beleggingsadviseur of vermogensbeheerder. Vorig jaar was dat nog maar iets meer dan een derde.
Dat blijkt uit een onderzoek van Schroders uitgevoerd door TNS NIPO onder 353 Nederlandse beleggers met een belegbaar vermogen van 50.000 euro of meer die al dan niet beleggen met behulp van een beleggingsadviseur.
Het is dit jaar de vijfde keer dat Schroders en TNS NIPO een dergelijk onderzoek uitvoeren. Het onderzoek wordt vandaag gepresenteerd.
Vorig jaar gaf nog 35 procent van de ondervraagden aan bij het beleggen gebruik te maken van de kennis en kunde van een professional. Dit percentage is dit jaar dus flink toegenomen.
Provisieverbod
Dit is opmerkelijk omdat dit jaar in Nederland het provisieverbod is ingegaan, waardoor klanten direct een rekening gepresenteerd krijgen. In reactie hierop zijn er klanten die besloten hebben dan liever geen gebruik meer te maken van een beleggingsadviseur.
Of er daarnaast misschien veel mensen zijn die dit jaar voor het eerst een adviseur in de arm hebben genomen, is niet duidelijk.
Wel duidelijk is dat het percentage mensen dat gebruikmaakt van een adviseur op zijn zachtst gezegd behoorlijk fluctueert.
Uit het Schroders-onderzoek uit 2011 kwam dat een derde van de relatief vermogende beleggers gebruiktmaakt van een adviseur of vermogensbeheerder. In 2012 was dit 55 procent, in 2013 dus 35 procent en in 2014 48 procent.
Volgens Schroders is het daarom waarschijnlijk ook te kort door de bocht het antwoord op de vraag wel of geen advies uitsluitend terug te voeren op de kostendiscussie.
Gang van zaken op de beurs
Mogelijk ligt er volgens het fondshuis ook een verband tussen de gang van zaken op de beurs en de behoefte aan advies. Het zou kunnen dat mensen als het goed gaat op de beurs eerder denken dat ze het zelf wel kunnen.
Een andere ontwikkeling die mogelijk van invloed is op het cijfer de afgelopen jaren is dat de banken de grens voor advies verder hebben verhoogd. Dat heeft ook mensen doen afvallen. ‘Toen wij met de enquête begonnen, was de grens van 50.000 euro maatgevend voor wel of geen adviseur. Inmiddels ligt die grens bij 200.000 of 250.000 euro.’
Het feit dat de onderzoeksgroep nu uit meer ouderen bestaat dan vorig jaar (61 procent in nu ouder dan 60 jaar, tegen 52 procent vorig jaar) kan ook een rol spelen.
Pensioen
Tot slot zou je volgens Schroders ook kunnen veronderstellen dat nu mensen zich meer zorgen maken om hun pensioen, en dat een serieuze zaak is, ze meer naar een adviseur gaan en het minder zelf willen doen.
Een van de andere conclusies uit het onderzoek dit jaar is namelijk dat Nederlandse particuliere beleggers zich geen illusies meer maken over de hoogte van hun toekomstige pensioen en het afgelopen jaar massaal zijn gaan sparen en beleggen voor (aanvullend)pensioen.
Gevraagd naar de doelen waarvoor mensen sparen en beleggen komt pensioenopbouw veruit als belangrijkste uit de bus. Van de ondervraagden belegt of spaart 61 procent extra.
Volgens Michel Vermeulen (foto), algemeen directeur Schroders Benelux, heeft dit echter niet te maken met het feit dat er dit jaar relatief veel 60-plussers in de steekproef zaten. Het pensioenbewustzijn en de zorg of het pensioen wel toereikend zal zijn, is juist sterker aanwezig bij de jongere ondervraagden dan bij de ouderen, zegt hij.
Beleggingsfondsen
Onder Nederlandse beleggers wordt beleggen in beleggingsfondsen in toenemende mate populair, zo blijkt ook uit het onderzoek. Van het geld dat Nederlanders hebben om te beleggen, is 29,4 procent belegd in beleggingsfondsen. Vorig jaar was dit 26,5 procent.
Aandelenfondsen blijven het meest populair onder die beleggers, terwijl multi-assetfondsen bij een kwart van de fondsbeleggers in portefeuille zitten en goed zijn voor 11 procent van het vermogen.
ETFs en trackers blijken nog niet populair bij particuliere beleggers. Slechts 12 procent van de beleggers belegt in ETFs en andere passieve producten en slechts 3 procent van het vermogen is hierin ondergebracht.
Het gedeelte van het vermogen dat op spaarrekeningen staat, is dit jaar gedaald van 44 procent naar 34 procent.