Advocaten die het in Waalre gevestigde Box Consultants afgelopen jaren hebben bijgestaan in een strafzaak rond vermeende fraude en witwassen, zijn de afgelopen week door de Hoge Raad in het gelijk gesteld betreffende het verschoningsrecht. Box Consultants is een family office dat ondermeer de koninklijke familie als klant heeft.
Tim de Greve, advocaat bij het in Amsterdam gevestigde Stibbe, spreekt van ‘een glorieuze overwinning voor Stibbe. Vandaag heeft de Hoge Raad een prachtig arrest gewezen inzake het verschoningsrecht.’ Het betreft een door advocaten van Stibbe aangespannen zaak tegen het Openbaar Ministerie. Volgens de Hoge Raad hebben advocaten wel degelijk een eigen recht op nakoming van hun verschoningsrecht.
‘Juistheid van verschoningsrecht’
In het arrest bevestigt de Hoge Raad dat ‘het Hof met juistheid geoordeeld heeft dat het verschoningsrecht van de advocaat – dat van fundamenteel belang is voor een goede rechtsbedeling – mede geldt opdat hij zijn taak als advocaat naar behoren kan vervullen. Een advocaat kan dan ook ter zake van een schending van het verschoningsrecht vorderingen instellen, in het bijzonder op grond van onrechtmatige daad, zoals een vordering tot het uitspreken van een verklaring voor recht omtrent de omvang van de schending, tot een verbod op verdere schendingen en tot vergoeding van schade.’
Het is de zoveelste overwinning die de raadslieden van Box Consultants behalen in hun juridische strijd met het Openbaar Ministerie en de Fiod.
De zaak gaat enige jaren terug in de tijd. In 2015 werd Box Consultants geconfronteerd met een onderzoek door de Fiod en het Openbaar Ministerie. In die zaak werd het family office verdacht van fraude met provisiebetalingen. Volgens de verdenking zou directeur Remy Mourits 8 miljoen euro aan provisies hebben uitgekeerd aan Box en aan zijn privévennootschap, in plaats van dat het bedrijf deze had moeten retourneren aan zijn klanten. Het family office zou klanten intussen hebben voorgespiegeld dat er geen verborgen (on)kosten waren verbonden aan het beheer van hun vermogens, zo de verdenking van het OM.
Rol van ex-boekhouder
De zaak werd aan het rollen gebracht door een brief van de Amerikaanse belastingdienst. Dat bleek achteraf om een nepbrief te gaan van een ex-boekhouder van Box Consultants. Daarop draaiden de advocaten van Box de zaak om en startten rechtszaken tegen deze ex-werknemer en het Openbaar Ministerie, om duidelijk te maken dat het OM en de Fiod het onderzoek waren begonnen op basis van een foute veronderstelling. Verdere juridische stappen zouden daarom ongeldig zijn, volgens de advocaten.
Eerder in deze hoog opgelopen juridische strijd was al vastgesteld dat de Fiod een grens had overschreden door in te vallen bij de vaste accountant van Box Consultants. Daarbij waren op grote schaal documenten en bestanden meegenomen die niet gebruikt hadden mogen worden vanwege het beroepsgeheim van advocaten. Er zouden in totaal enige honderden e-mails met vertrouwelijke advocatencorrespondentie bij de rechercheurs van de Fiod zijn beland.
Tot deze inval bij de accountant was, blijkens de Hoge Raad, besloten op basis van eerder in beslag genomen bestanden van een hostingbedrijf. De bij dit bedrijf aangetroffen bestanden, gaven aanleiding tot doorzoeking ter inbeslagneming van informatie bij de accountant van de vermogensbeheerder, aldus de Hoge Raad.
Ten minste 100 bestanden van het hostingbedrijf, waaronder vertrouwelijke e-mailberichten, werden in het eindproces-verbaal ten behoeve van de strafzaak tegen de vermogensbeheerder gebruikt. Volgens de Hoge Raad werd daarmee de hand gelicht aan het verschoningsrecht van advocaten.
‘Dit kan het daglicht niet verdragen’
Eerder deze maand schreven twee advocaten van Stibbe, Daan Doorenbos en Muriël Rosing, in aanloop naar het arrest van de Hoge Raad op de website van het kantoor een artikel.
Daarin verdedigden zij het verschoningsrecht: ‘omdat kennisneming van verschoningsgerechtigde gegevens praktisch altijd zal plaatsvinden buiten het zicht van de betrokken advocaat en diens cliënt, is zo’n schending onzichtbaar. Zij laat voor de buitenwereld geen sporen na. Voor de advocaat en zijn cliënt zal in de regel oncontroleerbaar zijn wat de derde met de verworven kennis heeft gedaan of nog zal doen. Dat geldt zeker indien die derde een opsporingsambtenaar is.’
‘De professionele tegenstander van de advocaat en diens cliënt zal immers wel de laatste zijn om inzicht te verschaffen in de wijze waarop binnen het opsporingsapparaat met de verworven kennis is omgegaan resp. hoe deze (tactisch) is of zal worden gebruikt. En bij gebreke van evidente aanwijzingen van gebruik in dossierstukken, zal een rechter daar doorgaans geen onderzoek naar willen laten verrichten.’
Advocaat De Greve verklaarde vorig jaar tegenover het Eindhovens Dagblad dat ‘de handelswijze van het Openbaar Ministerie en de Fiod het daglicht niet kan verdragen. De onderste steen moet boven komen’.