Ministerie van Financiën
hh-45207062.jpg

Als het om de nabije toekomst gaat, is één ding zeker: het kabinet-Rutte IV gaat de belasting op arbeid verlagen en de belasting op vermogen verhogen - preciezer gezegd: het kabinet gaat het inkomen uit vermogen zwaarder belasten. Doel daarvan is om de vermogensongelijkheid in Nederland te verlagen: de top 10 procent in Nederland bezit namelijk 61 procent van het vermogen. 

Peter Kavelaars, hoogleraar fiscale economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, is blij met die aanpak. ‘Want als je het vermogen pur sang zou aanpakken, dan belast je dubbel. Vanuit economisch oogpunt is dat volstrekt onjuist. Daarentegen is het wel goed als je inkomen uit arbeid en inkomen uit vermogen gelijkwaardiger belast’, zo verklaarde hij eerder dit jaar tegenover Investment Officer in reactie op de gepubliceerde studie “Licht uit, spot aan: de vermogensverdeling”  die door beleidsambtenaren is opgesteld in opdracht van het kabinet. 

Behandeling belastingplan 2023

Deze week wordt het Belastingplan 2023 opnieuw behandeld in de Eerste Kamer. Op basis van de nota van wijziging op dit plan blijkt dat er aanzienlijke wijzigingen worden doorgevoerd in het boxenstelsel. Zo wordt het box 3-tarief in stapjes verhoogd met 1 procent tot 34 procent in 2025. Het heffingsvrij vermogen wordt per belastingplichtige verhoogd van 50.000 naar 57.000 euro. 

Daarnaast wordt de zelfstandigenaftrek voor (kleine) ondernemers versneld afgebouwd en wordt het lage tarief voor de vennootschapsbelasting verhoogd van 15 naar 19 procent. Ook de giftenaftrek, die in de ogen van de fiscus vaak wordt misbruikt, zal worden beperkt.

Het kabinet heeft aangegeven dat het advies van het Centraal Planbureau (CPB) over herziening van het boxenstelsel in de inkomstenbelasting op de lange(re) termijn zal worden onderzocht. Maar op dit moment ligt prioriteit bij het vormgeven van het toekomstige stelsel van box 3 op basis van werkelijk rendement. Daarbij streeft het kabinet vooral naar een neutrale behandeling van inkomsten uit werk en verschillende vermogensvormen. 

Schending discriminatieverbod

Het accent op het boxenstelsel, en dan in het bijzonder op box 3, wordt ingegeven door een uitspraak van de Hoge Raad. Het hoogste rechtsorgaan stelde in december 2021 dat het onder minister Zalm en staatssecretaris Vermeend , begin 21e eeuw geïntroduceerde fictieve rendement in strijd is met het recht op eigendom en het discriminatieverbod.

In reactie hierop heeft het kabinet een gewijzigde box 3-heffing geïntroduceerd voor de periode 2017-2022 en nagedacht over de jaren 2023 tot en met 2025 (overbruggingsperiode). Vanaf 2026 komt er dan een geheel nieuw box 3-systeem, gebaseerd op het werkelijke rendement. 

Voor de periode 2017-2022 zijn de forfaitaire percentages aan rendement vastgelegd: voor 2021 is dat 0,01 procent op banktegoeden, 5,69 procent op overige bezittingen en 2,46 procent op schulden - voor 2022 zijn die percentages nog niet bekend. Op de uitkomst van de berekening (categorie 1 en 2) wordt het belastbare rendement van de schulden in mindering gebracht. De uitkomst wordt vermenigvuldigd met de grondslag sparen en beleggen (rendementsgrondslag minus heffingsvrij vermogen). De uitkomst is het nieuw berekende voordeel uit sparen en beleggen. 

Vanaf 2026 wordt overgaan naar een nieuw box 3-stelsel, dat gebaseerd zal zijn op werkelijk rendement.

Peildatumarbitrage

Voor de periode 2023 tot  en met 2025 wordt de forfaitaire spaarvariant wettelijk ingevoerd als box 3 systematiek, schrijft PwC in een analyse. Hierbij zijn vooral bepalingen opgenomen om peildatumarbitrage te voorkomen, dat wil zeggen dat belastingplichtigen rond de datum van 1 januari binnen vermogenscategorieën gaan schuiven om vermogen in de categorie met het laagste forfaitair rendementspercentage (banktegoeden) te krijgen.

Dit kan door overige bezittingen te verkopen en direct na de peildatum weer aan te kopen of schulden aan te gaan en deze na de peildatum terug te betalen. Het kabinet heeft al aangekondigd dat omzetting van vermogensbestandddelen binnen een arbitrageperiode worden genegeerd. Als men toch dergelijke omzettingshandelingen doet, dan ligt de bewijslast bij de belastingplichtige. 

Voor de periode 2023 - 2025 heeft het kabinet ook besloten tot overbruggende wetgeving voor groene beleggingen. Zo zijn er groene banktegoeden en groene beleggingen. De eerste categorie valt onder banktegoeden waar lage forfaitaire rendementspercentage van toepassing is. Groene beleggingen vallen in de categorie overige bezittingen en daar is het hoger forfaitaire rendementspercentage van toepassing 

Een andere aanpassing in box 3 per 2023 betreft de leegwaarderatio. Dat is de waarderingsmethode voor verhuurde woningen. Het kabinet gaat de leegwaarderatio niet schrappen, maar regelmatig aanpassen. 

De box 3 belasting wordt in stappen verhoogd van 31 procent in 2022 naar 34 procent in 2025. Het heffingsvrije vermogen gaat van 50.650 naar 57.000 euro en voor fiscale partners van 101.300 naar 114.000 euro. Dit heffingsvrije vermogen wordt verdeeld over de categorieën  banktegoeden, overige bezittingen  en schulden. 

Vermogensaanwasbelasting

Omstreden is het voorstel van het kabinet tot een vermogensaanwasbelasting over reguliere inkomsten, zoals rente en dividend, maar ook over vermogenswinst. Die vermogenswinsten worden in dat voorstel belast als er sprake is van een waardestijging - ook als het om een “papieren” waardestijging gaat. Behandeling van dat voorstel is voorzien voor begin 2023. 

Hoogleraar Peter Kavelaars verklaarde eerder tegenover Investment Officer dat hij de staatssecretaris van Financiën steunt in zijn voorgenomen aanpak. Op één belangrijk punt is hij het met Van Rij echter oneens en dat is dat er een belasting geheven zou moeten worden op de waardestijging (aanwas) van vermogen, onafhankelijk van de vraag of die vermogensbestanddelen, zoals vastgoed of effecten, ook daadwerkelijk verkocht zijn of niet. Kavelaars vindt dat een vermogenstoename belast moet worden op het moment van een daadwerkelijke verkoop. 

 Gerelateerde artikelen op Investment Officer: 

Author(s)
Categories
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
No