‘Somber’ is niet het juiste woord. ‘Ontnuchterend’ dekt de lading van zijn boodschap veel beter. Pascal Blanqué, chief investment officer van Amundi Asset Management, zingt niet mee in het groeiende koor van economen die verkondigen dat we wegglijden in een mondiale recessie, maar hij zegt evenmin dat er een snel herstel verwacht kan worden.
‘We zitten in een transitiefase naar een wereld van geringe groei, beperkte inflatie en lage rentes’, zegt de Fransman in een gesprek op de tiende etage van een van de kantoorkolossen langs de Amsterdamse Zuidas. Dat betekent dat beleggers niets anders rest dan wennen aan lage rendementen. ‘De komende tien jaar kunnen we 4 à 5 procent realiseren, hoogstens.’
Terugkijkend waren de laatste jaren voor beleggers niet slecht, stelt Blanqué, vooral niet als ze in staatsleningen zaten. Dat is voorbij. Twee derde van de behaalde rendementen moet toegeschreven worden aan het stimulerende beleid van centrale banken. Die kunnen daar niet veel verder meer mee doorgaan en dus blijft voor de belegger slechts de reële component over, de één derde die bepaald wordt door de onderliggende groei.’
En daar hoeven we niets van te verwachten?
‘Wat we zien is dat de structuur van de mondiale bedrijvigheid voor onze ogen verandert. De handel als drijver van de groei verzwakt en dat zie je overal tot uitdrukking komen in een kwakkelende industrie, de sector die internationaler opereert dan de dienstensector. Er is sprake van een soort deglobalisering: de groei trekt zich terug op zijn thuismarkten. Hij moet zich daar autonoom ontwikkelen en dan ben je dus afhankelijk van het aantal mensen dat ingezet kan worden en van productiviteitswinsten. Dat laatste zie je overal inzakken, ook in de opkomende landen. Tegelijkertijd is er wereldwijd sprake van vergrijzing. Het gevolg is dat de potentiële groei flink is ingezakt. In de ontwikkelde wereld komt dat neer op 1 à 2 procent, zonder inflatie.’
U zit daarmee in de ‘eindeloze stagnatie’-hoek van mensen als Larry Summers en Robert Gordon?
‘Inderdaad. De groei zit al jaren in een dalende trend. Die werd voor de crisis uitbrak in de ontwikkelde wereld verbloemd door een kredietbubbel en zo’n bubbel ontstond daarna ook in de opkomende landen. We moeten ons aanpassen en het op eigen kracht doen.’
Wat zijn dan de consequenties?
‘Allereerst is het zo dat de binnenlandse economieën hulp krijgen van de lage olieprijs en lage rente. En aangezien de VS, Europa en Japan toch al grotendeels draaien op diensten zullen die zich redelijk staande houden. Daarnaast is het voor beleidsmakers zaak dat ze begrijpen dat de wisselkoers minder belangrijk wordt. In een wereld die aangedreven wordt door handel is de relatieve positie van je munt cruciaal; voor een economie die uit zichzelf moet groeien geldt dat niet.’
U zegt dus dat al die centrale bankiers die hun munt proberen te verzwakken een verkeerde koers varen?
‘Je hoeft niet meer te sturen op de wisselkoers als het je om de binnenlandse economie gaat. China begrijpt dat overigens. Die weten dat ze in een vergelijkbare positie zitten als Duitsland in de jaren zeventig, toen er juist werd gekozen voor een gezond overheidsbeleid en een harde munt. Wij zijn dan ook niet bang dat Peking meegaat in die wereldwijde strijd om de goedkoopste munt te hebben.’
Begrijpt u waarom centrale banken alles inzetten om de lage inflatie maar te bevechten?
‘Ik denk dat het tijd is voor een nieuw regime. Het Volcker-tijdperk is voorbij. Sinds het begin van de jaren tachtig toen Fed-voorzitter Paul Volcker de hoge inflatie begon aan te pakken, wordt geprobeerd met één tool (de rente) één doelstelling (prijsstabiliteit) na te streven. Maar die insteek voldoet niet meer. Behalve op inflatie moet er aandacht zijn voor groei, financiële stabiliteit en werkgelegenheid. Dan moet je dus als centrale bankier oog hebben voor de aanbodkant van de economie, voor financiële zeepbellen, voor het probleem dat zo weinig partijen geld willen lenen en voor de schuldenbergen.’
Dat ligt toch veel meer op het terrein van politici dan op dat van centrale bankiers?
‘Het is inderdaad zo dat we te veel van centrale bankiers verwachten. Aan de begrotingskant moet meer gebeuren. Tegelijkertijd is het zo dat er te veel geld geparkeerd is in beleggingen die niet langer renderen, in ‘veilige’ staatsleningen. Het zou veel beter zijn als die besparingen richting de reële economie worden gekanaliseerd. Dat is ook wat de centrale banken graag zien. In Japan zegt de politiek nu tegen de pensioenfondsen: “Haal je geld uit die staatsleningen — die koopt de Bank of Japan wel op; richt je op risicovollere effecten.” Op die manier komen de besparingen al veel dichter in de buurt van bedrijven en huishoudens. Nu werkt zo’n top-downbenadering misschien in Japan en niet hier, maar je kunt wel ‘incentives’ bedenken om het aantrekkelijker en gemakkelijker te maken voor instituten geld anders in te zetten.’
Wat zijn dan volgens u interessante beleggingscategorieën?
‘Alternatievere beleggingen: Europees vastgoed bijvoorbeeld of goed geselecteerde delen van de opkomende landen. Belangrijk is daarbij wel dat je voor ogen hebt dat deze beleggingen minder liquide zijn en dat betekent dat je gerust moet zijn over je klantenbestand. Dat die niet ineens massaal uitstappen.’
Copyright: Het Financieele Dagblad, 1 maart 2016.