Bedrijven die er tijdens de coronacrash voor kozen hun personeel in dienst te houden en maatregelen te nemen om hun toeleveranciers te steunen, zijn daarvoor beloond door institutionele beleggers. Dat blijkt uit onderzoek van State Street Associates.
De onderzoekstak van de Amerikaanse vermogensbeheerder en bewaarbank State Street onderzocht de impact van maatregelen door bedrijven om werknemers en toeleveranciers te beschermen op hun aandelenkoers. Ook keek het naar de hoeveelheid geld die institutionele beleggers tijdens de coronacrash (de periode tussen 19 februari en 23 maart, toen de S&P 500 een voorlopig dieptepunt bereikte) investeerden in die bedrijven. Het onderzoek werd uitgevoerd onder 1005 Amerikaanse beursgenoteerde ondernemingen, waaronder de bedrijven in de S&P 500 index.
Omdat sommige bedrijven sowieso natuurlijk al kwetsbaarder waren voor een crisis dan andere, is in het onderzoek gecorrigeerd voor factoren als waardering, winstgevendheid, grootte (small caps zijn vaak kwetsbaarder dan grote bedrijven) en sector.
Walmart
Bedrijven die tijdens de coronacrisis in nieuwsartikelen in verband worden gebracht met onder meer het ontslaan van werknemers, het later betalen van leveranciers of het verbreken van contracten krijgen een negatieve ‘sentiment score’. Ondernemingen die, blijkens nieuwsberichten, bijvoorbeeld al hun werknemers in dienst houden, zorgen voor voldoende bescherming tegen het virus op de werkvloer en zich inspannen om hun toeleveranciers overeind te houden, krijgen juist een positieve score.
‘Een voorbeeld van dat laatste is een grote Amerikaanse supermarktketen [Walmart] die heeft besloten zijn toeleveranciers sneller uit te betalen’, legt onderzoeker Bridget LaPerla van State Street Associates uit.
De belangrijkste conclusie uit het onderzoek? ‘Uit onze data bleek dat bedrijven die maatregelen namen om hun personeel en toeleveranciers tegemoet te komen relatief meer instroom zagen van institutionele beleggers en ook minder sterke koersdalingen kenden dan bedrijven die dat niet deden’, aldus LaPerla. ‘De effecten waren nog sterker als ze veel aandacht kregen in de media.’
Elke toename van één standaarddeviatie in de sentiment score van een bedrijf vertaalde zich in een hoger rendement op de beurs van 1,5 procent tot 2 procent tijdens de marktcrash. De behandeling door bedrijven van hun werknemers bleek daarbij het belangrijkst. ‘Als er extra veel media-aandacht was voor de acties van bedrijven liep het extra rendement zelfs op tot 3,6 procent.’
Negatieve publiciteit heeft trouwens niet op alle bedrijven effect. Zo kwam Amazon regelmatig negatief in het nieuws omdat het werknemers in haar distributiecentra onvoldoende bescherming bood tegen besmetting met coronavirus. Ook ontsloeg het bedrijf werknemers die hiertegen protesteerden. Toch is het bedrijf dit jaar met een plus van zo’n 35 procent het best presterende aandeel in de hele S&P 500 index.
Teken van kracht
La Perla geeft inderdaad toe enigszins verrast te zijn door de uitkomst. In de regel stellen aandeelhouders het immers op prijs als bedrijven in de kosten snijden, zeker als hun inkomsten teruglopen. ‘We hadden verwacht dat er tijdens een crisis een belangenconflict zou ontstaan tussen aandeelhouders en werknemers, maar dat bleek dus niet zo te zijn.’ Door bedrijven te belonen die besloten hun personeel en toeleveranciers te ontzien, hebben beleggers hun eigen kortetermijnbelang van winstmaximalisatie immers in feite ondergeschikt gemaakt aan de belangen van andere ‘stakeholders’.
Een mogelijke verklaring is dat beleggers een gebrek aan directe bezuinigingsmaatregelen beschouwen als een teken van kracht, denkt LaPerla. ‘Beleggers waren tijdens de crisis naarstig op zoek naar bedrijven die in staat waren de crisis te doorstaan. Ze zochten daarbij naar signalen die dat bevestigden, zoals goede zorg voor het personeel en de toeleveranciers.’
Omgekeerd geldt dat beleggers snelle bezuinigingen mogelijk zien als een teken dat een bedrijf in grote problemen verkeert. Inderdaad blijkt er ook een verband te bestaan tussen negatief sentiment en rendement. LaPerla: ‘Gemiddeld leidt een negatief sentiment omtrent de reactie van een bedrijf op de coronacrisis tot extra negatief rendement en een slechtere performance dan het sectorgemiddelde tijdens de marktcrash.’
Averechts effect
Het Finse consultancybedrijf Wörks concludeert in een apart onderzoek ook dat forse bezuinigingen in een crisis vaak niet leiden tot betere resultaten op de lange termijn. Dat onderzocht de effecten van bezuinigingen tijdens recessies op het toekomstige succes van bedrijven tussen 1980 en 2015.
Uit dat onderzoek bleek dat bedrijven die het meest bezuinigingen op hun personeelskosten en andere operationele uitgaven de kleinste kans hebben het in de daaropvolgende jaren beter te doen dan hun concurrentie. Van de bedrijven die minder bezuinigen dan gemiddeld, boekt ruim een derde in de jaren na de crisis een minimaal 10 procent hogere omzet- en winstgroei dan de concurrentie. Van de bedrijven die het meest bezuinigen, lukt dat maar een op de negen.
‘Door zowel fors te bezuinigen op personeel en operationele kosten, raken bedrijven op de langere termijn verlamd’, zo verklaart Wörks de opmerkelijke uitkomst van hun onderzoek.
State Street wil haar eigen onderzoek gaan uitbreiden naar andere aandelenmarkten, en bovendien een langere tijdsperiode onderzoeken. De meeste bedrijven hebben eventuele bezuinigingsmaatregelen en ontslagen immers pas in april of mei, of zelfs nog helemaal niet aangekondigd. ‘In een vervolgonderzoek willen we verder ingaan op de vraag welke eigenschappen van bedrijven nu precies ten grondslag hebben gelegen aan hun outperformance tijdens deze crisis.’