Wopke Hoekstra, minister van Financiën
i-qW7sqkW.png

Eén droge hamerslag. Meer heeft het parlement niet nodig om de Implementatiewet IFR & IFD, die de beleggingsdienstverlening in Nederland in vergelijking tot de Europese peers op achterstand zet, door de Eerste Kamer te halen. De sector heeft het vermoeide hoofd al in de schoot geworpen. ‘Het is een herhaling van zetten’ en ‘er is niets nieuws onder de zon’, klinkt het in de beleggingsdienstverlening.

Het antwoord dat de minister van Financiën, Wopke Hoekstra (foto), begin september naar het parlement stuurde, bergt klaarblijkelijk voldoende overtuigingskracht in zich om de senatoren van de Eerste Kamer ervan te overtuigen dat ze dit wetsvoorstel in de zitting van morgen wel met een hamerslag af kunnen doen. En dan te bedenken dat de Raad van State, het hoogste adviesorgaan van de regering, eerder dit jaar een negatief advies gaf over het wetsvoorstel. De Raad van State zei indertijd dat ‘deze zaak een afzonderlijke en hernieuwde afweging ten gronde verdient’. 

Maar minister Hoekstra had eerder deze maand slechts zeven A4-tjes nodig (zie bijlage), in antwoord op vragen van de VVD en de FvD-fractie, om de plooien glad te strijken. 

De kwestie handelt om een Europese richtlijn, die een Europees prudentieel kader schept voor beleggingsondernemingen. In het verlengde van deze richtlijn heeft het ministerie van Financiën een wetsvoorstel Implementatiewet aan het parlement voorgelegd. Daarin is in tegenstelling tot het Europese kader bepaald dat de prudentiële regels ook van toepassing moeten zijn op beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s, zoals beleggingsmaatschappijen of beleggingsfondsen, voor zover zij beleggingsdiensten verlenen.

Deze gelijkschakeling is ingegeven door het feit dat zij dezelfde diensten verlenen en wordt ook afgedwongen in de voorlopers van de Wet op het financieel toezicht (Wft). 

Volgens de belangenvereniging Dufas heeft de reikwijdte waarvoor het ministerie van Financiën heeft gekozen bij zijn wetsvoorstel tot gevolg dat de concurrentiepositie van Nederlandse asset managers aangetast zou kunnen worden bij het binnenhalen van bij voorbeeld (fiduciaire) mandaten. Want door deze gelijkschakeling gaan de kapitaaleisen voor Nederlandse partijen omhoog, waardoor zij mogelijk minder scherpe fees voor hun dienstverlening overeen kunnen komen dan buitenlandse partijen waar die aanvullende kapitaaleisen niet of minder van toepassing zijn. 

AIFMD en toezicht DNB-AFM

Minister Hoekstra van Financiën laat in zijn antwoord op Kamervragen weten dat ook met betrekking tot de richtlijn AIFMD zal worden uitgegaan van ‘gelijkschakeling’. 

Een derde punt dat in de Kamervragen door Forum voor Democratie en VVD aan de orde was gesteld, was het feit dat in het wetsvoorstel de rol van DNB verzwaard wordt. Hierdoor is overlap mogelijk tussen AFM en DNB. De kamerleden stellen dat dit tot een stapeling van toezicht door DNB en AFM kan leiden, en dus tot hogere (toezichts)kosten.

De regering antwoordt met de opmerking dat er ‘van overlap in het toezicht in begisel geen sprake zou moeten zijn’. In de markt vindt men de argumentatie nogal ‘simplistisch’.

Tegelijkertijd geeft de bewindsman wel toe dat een efficente en effectieve inrichting van het toezicht op beleggingsondernemingen van groot belang is, ter voorkoming van onnodige regeldruk en ter beperking van de kosten die aan het toeizcht zijn verbonden’. Hij stelt dat het ‘onderhavige wetsvoorstel daar aan probeert bij te dragen’. 

Wetsvoorstel rond UBO leidt ‘tot enorme administratieve kosten’
De Nederlandse wetgever wijkt niet alleen middels de Implementatiewet af van de interpretatie van de Europese richtlijn die andere EU-lidstaten wel volgen. Ook bij de UBO Trust wetgeving kiest Den Haag met zijn Implementatiewet Registratie voor een afwijkende benadering: het wetsvoorstel brengt met zich mee dat alle beleggers in een gereguleerd fonds voor gemene rekening (FGR) en dit zijn vaak honderden of duizenden particulieren, beheerd door bij voorbeeld Achmea, Kempen, Robeco of NNIP  als uiteindelijke belanghebbenden (UBO) geregistreerd worden in het UBO-register’, schrijft Dufas in een reactie, eerder dit jaar. Volgens de belangenvereniging leidt het tot ‘enorme administratieve lasten en hogere kosten’. Dufas sluit niet uit dat de voorgestelde wet het einde kan betekenen van de FGR die aan particulieren wordt aangeboden.   

Meer achtergronden op Fondsnieuws:

Author(s)
Categories
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
No