De houdbaarheid van familiebedrijven is beperkt. Tegen de tijd dat de derde generatie aan het roer komt, begint de meerderheid van deze bedrijven te wankelen. Opletten geblazen voor beleggers die vermogen steken in familiebedrijven op de beurs.
Wereldwijd lukt het slechts 10 procent van de familiebedrijven om meer dan drie generaties vol te houden, weet Edouard Thijssen, die met Trusted Family een bedrijf runt gespecialiseerd in het versterken van de communicatie binnen ondernemersfamilies. ‘Een familie is tegen die tijd zo groot geworden, dat het percentage familieleden dat actief is in het bedrijf beperkt is. Er is dan vaak minder sprake van een gemeenschappelijk doel om het bedrijf vooruit te helpen.’
Thijssen noemt daarmee soortgelijke cijfers als accountantskantoor PwC, die in haar meest recente Family Business Survey onder ruim 2800 wel- en niet-beursgenoteerde familiebedrijven wereldwijd een percentage van 12 procent hangt aan het aantal ondernemingen dat volhoudt tot de derde generatie.
Juno Selection Fund
Het zijn het cijfers die ook in de beleggerswereld bekend zijn, blijkt uit een gesprek met Frans Jurgens (rechts op de foto), samen met Lennart Smits oprichter van het Juno Selection Fund. Hij lepelt meteen een spreuk op die neerkomt op de opvatting dat de tweede generatie een bedrijf groter maakt, waarna de derde het ten gronde richt: “verwerven, vererven en verderven”. En merkt daarbij wel op dat de af- of aanwezigheid van een beursnotering nogal een verschil kunnen maken omdat in dat laatste geval (activistische) aandeelhouders hun ontevredenheid kunnen uiten via hun stemrecht.
Jurgens kan en moet het weten. Zijn vijftien namen tellende fonds dat een omvang heeft van een half miljard euro belegt voornamelijk in Europese beursgenoteerde familiebedrijven.
De keuze voor familiebedrijven is niet eens een bewuste, blijkt uit navraag bij de fondsmanager. Hij en Smits stelden tien jaar terug een lijstje met acht voorwaarden op, met eisen als een hoog rendement op kapitaal, hoge marges en een groot marktaandeel. Voldeed een bedrijf aan de voorwaarden, én was de prijs aantrekkelijk, dan maakte het kans op een plek in het fonds. ‘Het was Raad van Advieslid Dora Horjus die ons zeven jaar geleden wees op het grote aantal familiebedrijven in ons fonds’, herinnert Jurgens zich. ‘Met onze acht filters hadden we blijkbaar onbewust vooral familiebedrijven geïdentificeerd’; een logisch gevolg van onze uitgesproken aversie tegen risico’s. Sindsdien communiceren ze naar buiten toe hun voorkeur voor familiebedrijven, waarbij ze intern nog altijd hun vertrouwde eisenlijstje gebruiken.
Maar, het is geen toeval; die gemeenschappelijke factor. ‘Dit zijn per definitie bedrijven die risicomijdend zijn en op de lange termijn denken: zaken die wij belangrijk vinden. Dat zorgt er namelijk voor dat familiebedrijven veel van hun winst herinvesteren en jaar op jaar winstgroei kunnen genereren. Dat vinden wij interessanter dan enkel een toenemende koers. Zolang een bedrijf groeit, weet je dat die koers uiteindelijk toch wel volgt.’
Houdbaarheid
Dat zijn de positieve kanten van beleggen in familiebedrijven. Het houdbaarheidsprobleem staat daar tegenover. Waar Thijssen van Trusted Family de moeilijkheid legt bij de uitdijing van families, schrijft Jurgens het struikelblok liever toe aan het managen van de groei van een bedrijf. ‘Bij een bedrijf met een gezonde groei, moet de grootte van een onderneming rond de derde generatie doorgetrokken worden naar een significant hoger niveau om het bedrijf winstgevend te houden en naar een volgende fase in haar levenscyclus te brengen. Een familielid is in veel gevallen niet ‘the right man for the job’; zijn of haar capaciteiten zijn vaak onvoldoende voor zo’n uitdaging. Toch willen families de opvolging vaak koste wat het kost binnen de familie houden.’
Verschillende familiebedrijven op de beurs zijn volgens de fondsmanager in die val getrapt. Waardoor het ineens flink aan waarde kan verliezen. Bij het Italiaanse Tod’s is hij bijvoorbeeld uitgestapt vanwege de zwakte van het huidige bestuur, dat bovendien meer dan 50 procent van de aandelen in handen heeft. Jurgens: ‘In dat laatste geval betekent het in de praktijk dat de familie alles kan beslissen. De ene maand hadden ze een compleet ander verhaal en plan dan de andere maand. Dat maakt een bedrijf onvoorspelbaar.’
Raad van Commissarissen
De fondsmanager waarschuwt beleggers in beursgenoteerde familiebedrijven dan ook vooral te letten op het bestuur - zijn dit vooral leden van de familie? En zo ja, zijn die nog altijd geschikt? - de grootte van het belang dat de familie heeft, maar ook op de samenstelling van de raad van commissarissen. ‘Commissarissen moeten sterk en onafhankelijk zijn en eerlijk durven zeggen waar het op staat. Als het jaknikkers zijn, gaat dat het bedrijf niet verder helpen.’
Dit soort risico’s vergroten de gevaren van beleggen in familiebedrijven, en zorgen er dan ook mede voor dat Jurgens en zijn partner Smits gemiddeld twee posities per jaar verkopen. Toch is de reden van een verkoop meestal een andere: een te ver opgelopen koers of een gebrek aan juiste kapitaalallocatiebeslissingen van het management.
Italiaanse schoenen
Hij noemt het Italiaanse schoenenbedrijf Salvatore Ferragamo als voorbeeld. ‘De kinderen van Salvatore hebben al op jonge leeftijd een familiestatuut opgesteld om de houdbaarheid van het familiebedrijf te borgen. Jaarlijks mogen de slimste kinderen stage lopen bij het bedrijf. Kinderen die vervolgens het best uit die test komen, mogen een plek in het management innemen.’ En dan is er de externe ceo die de Italiaans familie heeft aangetrokken ten tijde van de beursgang. ‘Die wist precies hoe hij het proces moest leiden. Een slimme stap van de familie.’
Al met al blijven er genoeg familiebedrijven over die interessant zijn voor beleggers, naar mening van Jurgens. Hij heeft zelf in ieder geval nog altijd een lijstje met daarop 40 bedrijven die hij graag wil hebben. ‘Er zitten bedrijven bij die we al jaren volgen, maar waar we nog nooit in zijn gestapt. Bijvoorbeeld omdat ze te duur zijn.’
Gesloten
Zolang de huidige 15 bedrijven in de portefeuille van het Juno Selection Fund goed presteren zit instappen voor nieuwe beleggers er alleen niet in; het fonds is gesloten voor nieuwe deelnemers. Verder groeien willen Smits en Jurgens niet, omdat investeerders van het eerste uur daarmee een verwaterd product zouden krijgen. ‘Niet eerlijk als wij ten koste van hen willen groeien’, meent Jurgens.
Net zoals zoveel fondsen heeft het Juno Selection Fund het eerste kwartaal van 2017 goed gepresteerd, en het tweede kwartaal wat zwakker. ‘Per einde juli staan we op een rendement van 9,4 procent voor het jaar. Over de afgelopen 9,5 jaar kwam het rendement jaarlijks gemiddeld uit op 13,5 procent.