De Europese Commissie (EC) zit Nederland achter de broek om buitenlandse beleggingsfondsen dezelfde belastingvermindering te geven als binnenlandse fondsen. De ongelijke behandeling beperkt volgens de Commissie het vrije verkeer van kapitaal. Ze is een inbreukprocedure tegen Nederland gestart om gelijke behandeling af te dwingen.
De inbreukprocedure, die de EC eind juli heeft aangekondigd, is belangrijk in een langlopend juridisch gevecht van buitenlandse beleggingsfondsen om hetzelfde belastingvoordeel te krijgen als de Nederlandse fiscale beleggingsinstellingen (fbi’s). Tot 2008 gaat het om de teruggave dividendbelasting en daarna om de afdrachtsvermindering dividendbelasting. De inbreukprocedure is een steun in de rug voor de buitenlandse fondsen. Als zij gelijk krijgen, kost dat de schatkist circa 1,2 miljard euro, aldus het ministerie van Financiën.
Dubbele belasting
Fbi’s mogen de dividendbelasting die zij inhouden als zij winst uitkeren aan hun deelnemers, verrekenen met de dividendbelasting en soortgelijke buitenlandse heffingen die de bedrijven waarin zij beleggen hebben ingehouden op hun winstuitkeringen. Zo wordt dubbele belasting voorkomen en is er geen verschil in fiscale behandeling van directe en indirecte beleggingen. De afdrachtsvermindering is zo ingericht dat alleen binnenlandse fondsen daarvoor in aanmerking komen.
De Hoge Raad heeft het verschil in behandeling van binnenlandse en buitenlandse fondsen in 2021 in stand gehouden. Het belangrijkste argument was dat buitenlandse fondsen geen Nederlandse dividendbelasting inhouden op het moment dat zij winst uitkeren aan hun deelnemers. Vergelijkbare buitenlandse heffingen bij winstuitdeling waren voor de hoogste belastingrechter onvoldoende reden om de buitenlandse fondsen toegang te geven tot de afdrachtsvermindering.
Eén-nul achter
Het gevolg is dat buitenlandse fondsen met één-nul achterstaan als zij Nederlandse beleggers proberen aan te trekken, aldus de EC. Ook is het voor deze fondsen financieel minder aantrekkelijk om in Nederlandse aandelen te stappen. Volgens de Commissie belemmert Nederland hiermee het vrije verkeer van kapitaal, zoals is overeengekomen binnen de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte.
Advies- en advocatenkantoor Loyens & Loeff schrijft in een commentaar dat de opvatting van de Commissie opnieuw de vraag oproept of de Hoge Raad eerst zijn licht moet opsteken bij het Europees Hof van Justitie alvorens uitspraak te doen in vergelijkbare zaken die nog aanhangig zijn. In een recent advies stelt de advocaat-generaal dat zulke prejudiciële vragen aan het Hof niet nodig zijn en dat de Hoge Raad conform het arrest uit 2021 kan beslissen. Mochten de raadsheren hun standpunt handhaven, dan moeten die volgens Loyens & Loeff in ieder geval zeer goed duidelijk maken waarom zij afwijken van de opvatting van de EC.
Duits vastgoedfonds
Nederland heeft vanaf de start van de inbreukprocedure twee maanden de tijd om te reageren op de zorgen van de EC. Neemt die reactie de zorgen niet weg dan volgt een formeel verzoek om de afdrachtsvermindering in overeenstemming te brengen met de Europese regels. Als dat niet gebeurt, kan de Commissie naar het Europees Hof stappen. Maar meestal blijft dat achterwege, omdat er een oplossing is bereikt.
Los van de afdrachtvermindering besliste de Hoge Raad in juni dat Nederland een Duits vastgoedfonds geen winstbelasting had mogen opleggen. Dit arrest leidt naar verwachting tot een strop van honderden miljoenen voor de overheidsfinanciën.
Copyright: Het Financieele Dagblad, 14 augustus 2024