Nu fondsbeheerders en beleggers in de 27 landen van de Europese Unie vraagtekens blijven zetten bij de aanpak van het duurzame financieringskader door de Unie, heeft Brussel duidelijk gemaakt dat het de tijd zal nemen om de groeiende verwarring over greenwashing aan te pakken. ‘Greenwashing moet nog op EU-niveau worden gedefinieerd.’
De sector heeft er in brede kring op gewezen dat de huidige EU-beleidsaanpak en het gebrek aan formele richtsnoeren voor de interpretatie van de regelgeving het reputatierisico van greenwashing, dat kan worden gedefinieerd als het proces waarbij met financiële producten een mogelijk verkeerde indruk wordt gewekt, heeft vergroot.
EU-wetgevers erkennen dat zij dit onderzoeken, maar de Europese Commissie zal zich er pas na mei 2024 over buigen, zodra zij feedback heeft ontvangen van de drie financiële toezichthouders van de EU, de zogenaamde ETA’s.
Een nationale toezichthouder die bekend is met het werk van specialisten op het gebied van duurzaamheidsfinanciering bij de Europese Autoriteit voor effecten en markten, ESMA, heeft Investment Officer verteld dat de deskundigen hebben vastgesteld dat er een wettelijke definitie moet komen van wat “greenwashing” is en wat niet.
Polymorf
‘Greenwashing moet nog worden gedefinieerd op EU-niveau’, zei de persoon. ‘Het is echt iets dat polymorf is, moeilijk te definiëren. Het is moeilijk om een kader te definiëren dat deze kwesties aanpakt.’
De EU is tot nu toe vaag gebleven over een dergelijke definitie. De Europese Commissie heeft in een vorig jaareinde verzonden brief expliciet verklaard dat aardgas en kernenergie nog steeds moeten worden beschouwd als duurzame energiebronnen zoals gedefinieerd in de alom besproken EU-taxonomie voor duurzame financiering. Sinds februari heeft de oorlog van Rusland tegen Oekraïne de druk op Brussel om deze aanpak te wijzigen, verminderd.
Ondertussen leidt een gebrek aan centrale EU-richtsnoeren over wat duurzaam is en wat niet, tot een versnipperde aanpak in Europa. Sommige nationale toezichthouders, waaronder de Nederlandse AFM, hanteren een strengere aanpak dan hun tegenhangers in andere EU-landen. Daardoor moeten fondsbeheerders in verschillende landen verschillende interpretaties van de EU-regels volgen. De regelgevers vrezen dat sommigen op zoek gaan naar mogelijkheden voor regelgevingsarbitrage.
Kader nog niet klaar
Beleggers, fondsbeheerders en dataspecialisten hebben de afgelopen maanden allemaal hun twijfels geuit over de manier waarop het EU-kader voor duurzame financiering wordt ingevoerd. Het bestaat uit een mix met de EU Taxonomy, verschillende Mifid II-vereisten, de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) en de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), die vanaf 2024 in werking moet treden. Degenen die het nut van de aanpak inzien, zijn het erover eens dat deze pas op lange termijn succesvol kan zijn als alle op elkaar aansluitende maatregelen zijn ingevoerd.
Tot dusver zijn verschillende onderdelen nog niet op elkaar afgestemd. Volgens de SFDR kunnen fondsen alleen als duurzaam worden beschouwd als zij investeren in bedrijven met duurzame producten en diensten of bedrijven waarvan de producten een positieve impact hebben. Maar hoewel er criteria voor dergelijke fondsen zijn vastgesteld, zijn er zelden betrouwbare gegevens over bedrijven beschikbaar omdat de CSRD nog in werking moet treden. Pas dan moeten bedrijven duurzaamheidsgegevens bekendmaken die de fondsen kunnen gebruiken.
De financiële sector lijkt ook overspoeld door de populaire vraag naar duurzame beleggingsproducten. Uit recent door Morningstar gepubliceerd onderzoek blijkt dat meer dan de helft van alle beleggingsfondsen in Europa nu volgens de SFDR als duurzaam wordt aangemerkt, ook al houden veel van hen slechts een relatief klein deel van hun beleggingen aan in duurzame ondernemingen. Lichtgroene “artikel 8”-fondsen van de FRR hielden in het tweede kwartaal bijvoorbeeld tussen 10 en 20 procent van hun beleggingen aan in duurzame bedrijven, zo blijkt uit gegevens van Morningstar.
Input over greenwashing
Gevraagd naar een formele reactie op de huidige EU-discussies, zei een woordvoerder van ESMA dat de drie Europese toezichthouders, waaronder ook de instanties voor banken, EBA, en voor pensioenen, Eiopa, door de Europese Commissie zijn gevraagd om feedback over “greenwashing issues” in de vorm van een “request for input”.
Dit verzoek voorziet in twee resultaten. Het eerste is een voortgangsverslag, dat eind mei volgend jaar klaar moet zijn. Het eindverslag moet in mei 2024 klaar zijn, aldus de woordvoerder. Elk toezichthoudend orgaan moet zijn eigen inbreng leveren over risico’s en voorvallen van greenwashing en over de toezichtmaatregelen die zijn genomen en de uitdagingen die zijn aangegaan om die risico’s aan te pakken.
De input moet ‘afzonderlijk maar op gecoördineerde wijze’ worden geleverd, aldus het verzoek van de Europese Commissie aan de toezichthouders. De toezichthouders moeten ‘verschillende aspecten in verband met greenwashing en de daarmee samenhangende risico’s, alsmede de uitvoering van, het toezicht op en de handhaving van beleid inzake duurzame financiering dat gericht is op het voorkomen van greenwashing’ aanpakken.
De woordvoerder van de ESMA zei dat de besprekingen met de andere toezichthouders zijn begonnen, maar dat deze niet bedoeld zijn om een wettelijke definitie van greenwashing te geven, hoewel ‘zij de EC nuttige input kunnen leveren’ wanneer het gaat om ‘het begrijpen en definiëren van het fenomeen greenwashing’.
Toereikendheid EU-aanpak
In de verslagen van de toezichthouders moet volgens de Commissie ook worden beoordeeld of de EU-aanpak ‘vanuit praktisch en juridisch oogpunt adequaat is’.
Een gebrek aan duidelijkheid over de risico’s van greenwashing is dus een probleem waarmee de sector in de nabije toekomst te kampen zal hebben. Regelgevers en beleidsmakers hebben de sector al aangespoord voorzichtig te zijn.
Claude Marx, directeur-generaal van de Luxemburgse financiële toezichthouder CSSF, zei dat toezichthouders vrezen dat sommige deelnemers uit de sector op zoek zijn naar mogelijkheden voor “regelgevingsarbitrage”, waarbij ze proberen te profiteren van verschillen in de manier waarop regels in verschillende landen worden toegepast. ‘Dit vermijden is een van de doelstellingen van de autoriteiten’, zei hij op een ALFI-conferentie in maart.
Patrick de Cambourg, voorzitter van de EU Financial Taskforce on Sustainability Reporting Standards, heeft vermogensbeheerders geadviseerd ‘zeer voorzichtig’ te zijn bij het voorbereiden van duurzame fondsen. ‘De grootste uitdaging voor vermogensbeheerders is te voorkomen dat ze worden beschuldigd van greenwashing of ESG-washing’, zei De Cambourg op een conferentie in Parijs. ‘Soms wordt de grens gezien tussen een eerlijke en neutrale uitleg van wat je doet, en jezelf vermarkten als een groen product of een maatschappelijk verantwoord product.’