De nieuwe coalitie gaat veel eerder dan gepland de daadwerkelijk behaalde rendementen op vermogen belasten, voorzien door het FD geraadpleegde fiscalisten. De Hoge Raad heeft met het arrest van afgelopen vrijdag het lot van de huidige box 3 bezegeld. Hoe moet de vervanger eruit zien?
Bas Jacobs, hoogleraar economie aan de Erasmus Universiteit, vindt de crisis rond box 3 ‘een uitgelezen kans’ om tot een nieuw systeem te komen. In het coalitieakkoord staat een stelselwijziging pas in 2025 op het programma.
Maar het arrest van vorige week zorgt voor een stroomversnelling, zo is de verwachting. Want houdt de nieuwe coalitie vast aan de oorspronkelijke timing, dan wordt de Belastingdienst vier jaar extra belaagd door miljoenen bezwaarschriften. De politieke druk om alle te zwaar belaste spaarders tegemoet te komen is bovendien groot.
Hoe zat het ook alweer?
Voor 2001 werden inkomsten uit vermogen (huur, rente, dividend) belast, maar vermogenswinsten (hogere aandelenkoersen en vastgoedprijzen) niet. Belastingplichtigen probeerden hun portefeuille daarom zo in te richten dat ze zo weinig mogelijk belasting hoefden te betalen. Flip de Kam, emeritus hoogleraar economie aan de Rijksuniversiteit Groningen: ‘Je rekende bijvoorbeeld weinig huur, hetgeen werd verrekend bij de verkoop van een huis aan de huurder. Er werden steeds vernuftiger constructies bedacht.’
Box 3 maakte een einde aan die ontsnappingsroutes met een fictief rendement van 4 procent op het gehele vermogen (en dus ook de stijging daarvan), dat boven de vrijstelling werd belast met een heffing van 30 procent - waarmee de daadwerkelijke vermogensbelasting uitkwam op 1,2 procent.
In 2017 volgde een belangrijke stelselwijziging om enigszins tegemoet te komen aan de sterk gedaalde spaarrente. Wie meer vermogen heeft, wordt geacht een groter deel daarvan te beleggen en krijgt daarom een hoger fictief rendement voor de kiezen - en dus een hogere heffing. ‘Dat is geen probleem als het ook waar is’, zegt De Kam daarover.
Degressief stelsel
Precies daar sneuvelde box 3 bij de Hoge Raad. Vermogenden die niet of mondjesmaat willen beleggen, en dus sparen, betalen meer vermogenstaks dan ze aan rendement behalen. Omgekeerd is de belastingdruk voor beleggers, die de afgelopen jaren hoge rendementen hebben gemaakt, juist heel laag. Fiscalist Cor Overduin (Grant Thornton): ‘We hebben wat vermogen betreft een degressief belastingstelsel.’
Wie spaarders tegemoet wil komen zonder in te leveren op belastinginkomsten moet beleggers zwaarder aanslaan, stelt Roland Brandsma, hoogleraar fiscale economie aan de Universiteit van Amsterdam en verbonden aan PwC. Een politieke keuze, en uitvoeringstechnisch complex. Spaarrente, dividenden en koerswinsten worden door banken en vermogensbeheerders netjes bijgehouden, maar huren zijn niet centraal geadministreerd. En wie bepaalt de waarde(stijging) van een huurhuis?
Brandsma pleitte eerder voor het belasten van spaargeld op daadwerkelijk rendement (nu nul tot negatief) en het handhaven van een fictief rendement voor beleggingen. Het rendement op vastgoed is het moeilijkst te peilen, benadrukt Overduin. ‘Voor vastgoed zou je tot nader order een forfaitair rendement kunnen houden. Vervolgens baseer je de heffing op wat mensen daadwerkelijk bezitten, zoals elders in de wereld ook gebruikelijk is.’
Daadwerkelijke rendementen
Is een systeem dat volledig gebaseerd is op daadwerkelijke rendementen dan een illusie? Bepaald niet, denkt De Kam. ‘Vastgoed is inderdaad het probleem. Maar wat is ertegen als mensen de opbrengsten daarvan zelf invullen, waarna de belastingdienst steekproefsgewijs controles uitvoert door bankafschriften en huurcontracten op te vragen? Dat lijkt mij de meest elegante en praktische oplossing. De vermogenswinst kun je dan afrekenen bij verkoop van het vastgoed.’
Voor de fiscus betekent dat wel een minder stabiele inkomstenstroom. Jacobs bepleit een systeem waarbij alle vermogensinkomsten- en winsten tegen één tarief worden belast. ‘De bank kan de belasting op rente, en beleggingsfondsen de belasting op dividend alvast inhouden. De huidige box 3 bouw je om tot een voorheffing op vermogenswinsten. Elk jaar 1 tot 1,5 procent bijvoorbeeld. Dat bedrag verreken je dan met de belasting op winst bij verkoop van vermogensbestanddelen. Verliezen zijn verrekenbaar. Uiteindelijk betaalt niemand te veel of te weinig.’
Ingewikkeld? Koos Boer, hoogleraar belastingrecht aan Universiteit Leiden: ‘Alles is ingewikkelder dan box 3. Als dat het argument is, komen we nergens. Geen enkel land heeft een systeem zoals wij dat nu hebben.’
Copyright: Het Financieele Dagblad, 28 december 2021