DPAM beheerders Quirien Lemey, CFA (foto) en Alexander Roose publiceerden onlangs een bijzonder interessante studie over innovatie en disruptie. Het is een constant proces van destructie en innovatie, verneemt Investment Officer.
Beide processen veranderen fundamenteel de manier waarop wij denken, zeggen de beheerders. Disruptieve krachten resulteren in een doorbraak die de paradigma’s in onze maatschappij verandert. Soms is de disruptie in één keer afgewerkt, en soms is het een traag evoluerend proces. De traag evoluerende ‘disruptor’ is vaak de gevaarlijkste omdat hij de gevestigde waarden een vals gevoel van veiligheid geeft.
Het eindresultaat is echter hetzelfde, omdat disrupties de maatschappij, ondernemingen en mensen fundamenteel veranderen. Na verloop van tijd ontstaat er een ‘new normal’.
Innovatie = omzetgroei
Lemey en Roose stellen dat innovatie de beste manier is om de omzetgroei van een bedrijf te versnellen. Innovatie en disruptie volgen vaak een zogenaamde S-curve, waarbij de adoptie van nieuwe technologieën op een bepaald moment erg snel gaat. Wanneer er iets nieuws op de markt komt, zijn mensen doorgaans te optimistisch op korte termijn, maar niet optimistisch genoeg op lange termijn.
Beleggers moeten naar innovatie en disruptie kijken met het oog op de lange termijn. Talrijke sectoren hebben de afgelopen decennia al een disruptie ondergaan, denken we maar aan alles wat te maken heeft met retail (e-commerce), en ook het volledige medialandschap werd danig door elkaar geschud. NETFLIX is hiervan een goed voorbeeld, waarbij het verdienmodel van televisie niet langer is gebaseerd op advertenties. NETFLIX werd in het begin trouwens zwaar onderschat, maar vandaag is het uitgegroeid tot een contentprovider en een belangrijke producent in deze sector.
Small- en midcaps
Lemey en Roose geven ook mee dat disruptie en innovatie vaak ontstaan bij small- en midcap bedrijven. Het verklaart ook waarom DPAM in hun (duurzame) wereldfondsen een bias heeft richting bedrijven met een kleine en middelgrote kapitalisatie. Die bedrijven zijn vaak nog geen gevestigde waarden, en daarom doen ze vaak meer inspanningen om te gaan innoveren en wat meer risico te nemen.
Duur in het begin
In het begin is innovatie een dure zaak, omdat er nog geen schaalvoordelen zijn. Zodra die schaalgrootte er is, gaan de kosten naar beneden. Opnieuw moeten beleggers hier de lange termijn voor ogen houden stelt DPAM. Een belangrijke factor is dat innovatieve en disruptieve bedrijven vaak een hogere waardering hebben, terwijl de bedrijven die de disruptie ondergaan, vaak goedkoper gewaardeerd zijn. De reflex zou dan zijn om eerder de goedkope groep te gaan kopen. Vaak is het een verkeerde reflex, stellen de beheerders, want vaak onderschatten beleggers deze disruptie en komen ze bedrogen uit wanneer ze de ‘lijdende voorwerpen’ kopen in plaats van de voortrekkers.
Werk voor de aandeelhouder
Als aandeelhouder van een bedrijf moet je nagaan in welke mate bedrijven zich focussen op innovatie. De eerste vraag die je moet stellen is of de R&D investeringen goed beheerd worden, of het geld wordt gespendeerd zonder duidelijk innovatieplan. Een eerste analyse komt voort uit de graadmeters en de kwalitatieve beoordeling: is het commerciële potentieel groot genoeg? Is de markt groot genoeg voor deze innovatie?
Ten tweede is het essentieel om na te gaan welke kijk het management heeft op innovatie. Denk aan Microsoft, dat onder Steve Ballmer vasthield aan zijn dominante positie, maar onder Nadella sterk ging investeren in innovatie. Ballmer probeerde koste wat het kost het ‘fort’ te beschermen tegen een invasie, en hun monopolie overeind te houden. Ook de beslissing om Nokia’s smartphone business te kopen bleek niet zo slim. Nadella is veel meer visionair en in het bijzonder heeft hij Microsoft opengesteld voor interne disruptie. Nu zijn Office toepassingen beschikbaar op alle besturingssystemen, in plaats van enkel Windows, en ook in de cloud.
Tot slot moeten we de disruptie blijven opvolgen zodra ze werd geïdentificeerd. De penetratiegraad is belangrijk om de S-curve snel te laten functioneren. Daarbij moeten we nagaan in welke mate de adoptie van de disruptie of innovatie haalbare kaart is. Misschien is het wel de beste technologie, maar kan ze ingang vinden in de markt? Niet alle innovaties volgen immers de S-curve, omdat de beste oplossing nu eenmaal niet steeds degene is die wordt aangenomen. Tot slot is de prijs essentieel. Die mag hoog zijn, als de voordelen navenant zijn.
SDGs
DPAM stelt dat er bij deze bedrijven ook steeds vaker rekening wordt gehouden met de SDGs. Bedrijven krijgen een hoger marktaandeel dankzij innovatie. Om het commerciële potentieel te evalueren, moet je kijken naar de kwantitatieve en kwalitatieve parameters. DPAM stelt dat het kwalitatieve gedeelte zoals engagement het belangrijkste is voor wie fundamenteel belegt.
ESG-integratie gaat ook verder dan het uitfilteren van risico’s. ESG-bewuste bedrijven presteren immers vaak operationeel superieur door hun gedrag te veranderen, maar ook door innovatieve producten en diensten aan te bieden die de ecologische impact verminderen of schadelijke producten vervangen. DPAM haalt NIBE aan als een goed voorbeeld van een bedrijf dat energie-efficiëntie verhoogt. Het is een wereldleider inzake warmtepompen en een leverancier van klimaatoplossingen. Dit Zweedse mid-cap bedrijf is niet erg bekend, maar heeft een groot potentieel, stelt DPAM.
DPAM beheert per eind maart 2019 34 miljard euro, waarvan 21 miljard in zuiver institutionele AUM.