Een keurmerk kan particuliere beleggers meer houvast geven bij het inschatten van hoe duurzaam een beleggingsproduct is en greenwashing tegengaan. Dit gaat idealiter echter wel verder dan enkel een pass-or-fail-systeem.
Dit valt te lezen in de officiële reactie die de branchevereniging van asset managers Dufas onlangs indiende in de tweede online consultatieronde op initiatief van het EU Joint Research Center (JRC) van de Europese Commissie.
De oprichting van een ecolabel is onderdeel van het ‘action plan on sustainable finance’ van maart 2018 van de Europese Commissie. In eerste instantie komen alle producten die onder de PRIIP (packaged retail and insurance-based investment products)-richtlijn van 01/01/2018 vallen in aanmerking voor dit label.
Dit zijn beleggingsfondsen en verzekeringsproducten met een beleggingscomponent. Dit kan in een later stadium worden uitgebreid naar eenvoudige financiële producten zoals een spaarrekening. Dufas is er daarnaast voorstander van om ook pensioenproducten erbij te betrekken.
Product of aanbieder?
Hoewel dit de tweede consultatieronde betreft, blijft een aantal zaken onduidelijk. Zo lijkt het nog niet geheel duidelijk of het label voor producten wordt gevoerd of voor de aanbieders van de producten. De consultatie suggereert dat je alleen in aanmerking komt voor een label als je als productaanbieder in zijn geheel voldoet aan de criteria.
En dit is nu juist een erg belangrijk punt volgens Randy Pattiselanno, senior beleidsadviseur bij Dufas (foto): ‘Als het gaat om een label voor de aanbieders van beleggingsproducten dan worden de toepassingsmogelijkheden veel beperkter. Veel Nederlandse asset managers bieden duurzame beleggingsfondsen aan, die mogelijk wel voldoen aan de criteria van de toekomstige EU-taxonomie. Maar dit geldt niet voor alle beleggingsfondsen in hun assortiment. Als je deze aanbieders dan uitsluit van het keurmerk, wordt het een te select gezelschap.’
Dufas is niet de enige die kanttekeningen heeft bij de reikwijdte van het ecolabel. In een interview met Fondsnieuws sprak Helena Vines Fiestas, lid van de EU Technical Expert Group Sustainable Finance, eerder ook uit dat er eigenlijk twee labels moeten komen. Een groen label dat inzicht geeft in hoeverre een belegging bijdraagt aan het milieu en helpt bij het terugdringen van de klimaatverandering. En daarnaast een ESG-label dat aangeeft hoe goed een bedrijf omgaat met milieu- en sociale vraagstukken.
Een ander punt dat volgens Pattiselanno extra aandacht verdient is de toepassing van een uitsluitingsbeleid voor sociale en ethische kwesties. Uit de eerste consultatieronde bleek dat 90 procent van de deelnemers schending van mensenrechten wil uitsluiten. Een iets lager percentage wil hetzelfde in het geval van schending arbeidsrechten (85 procent) en corruptie (81 procent). Pattiselanno denkt dat dit op een meer positieve manier kan: ‘Juist ‘good practices’ op ethisch en sociaal gebied kunnen ook bijdragen aan het verkrijgen van het ecolabel. Het hanteren van uitsluitingen gaat meer uit van een negatieve insteek. Al begrijpen wij wel dat in eerste instantie deze benadering om praktische redenen wordt voorgesteld’.
Pass-or-fail-systeem
Het begin is er, maar er zijn dus nog wensen. Pattiselanno vervolgt: ‘Het voorstel is nu een pass-or-fail-systeem en dat is naar ons idee niet verfijnd genoeg. Het zou mooier zijn als het ecolabel meer gradaties heeft. Voor een retail-belegger is het transparanter om te weten of het beleggingsproduct voor bijvoorbeeld 50, 70 of 100 procent duurzaam is.’
De vergelijking met de energielabels voor bijvoorbeeld witgoed is al snel gemaakt: ‘Bij deze labels zie je hoe energiezuinig een wasmachine is. Een concept met bandbreedtes biedt meer keuzes en geeft niche beleggingsfondsen die 100 procent duurzaam zijn de mogelijkheid om zich te onderscheiden van beleggingsproducten die niet aan dat percentage komen. Tegelijkertijd komen beleggingsfondsen die bijvoorbeeld voor 70 procent duurzaam beleggen, ook nog steeds in aanmerking voor het keurmerk. Je zou de drempel bij het hanteren van bandbreedtes zelfs nog lager kunnen stellen dan de voorgestelde 70 procent van de JRC, terwijl je tegelijkertijd het ambitieniveau om zoveel mogelijk duurzaam te beleggen in stand houdt.’
Overigens is het minimum niveau wel iets waar de meningen over verdeeld zijn. Van de 110 deelnemers aan de eerste consultatieronde vond ruim 60 procent dat om in aanmerking te komen voor het label, minimaal de helft van de onderliggende assets groen moet zijn. De helft van deze 60 procent vindt zelfs dat het meer dan 70 procent moet zijn.
Pattiselanno schetst het dilemma: ‘Het moeilijke aan die drempel is dat je enerzijds recht wilt doen aan de duurzaamheidsambitie, maar dat je anderzijds ook de gehele asset management sector wilt aanmoedigen om zoveel mogelijk duurzame beleggingsfondsen aan te bieden. Een te hoge drempel kan er toe leiden dat duurzame beleggingsfondsen een ‘niche’ markt blijft. Wel vinden wij dat er een minimum drempel gehanteerd moet worden wil je in aanmerking komen voor het keurmerk.’
Politiek antwoord blijft uit
Vooralsnog is het wachten op de taxonomie, die bepalend is voor de uitgangspunten van het label. Het Europees Parlement heeft begin mei haar finale standpunt gevormd over het taxonomie-voorstel van de Europese Commissie. Hierover moet nog wel onderhandeld worden met de Raad. Een politiek akkoord op de taxonomie wordt dan ook pas verwacht na de Europese parlementsverkiezingen.
Om de vaart erin te houden, lopen de voorbereidingen voor het label gewoon door. Er zijn nu twee consultatierondes gehouden en een plenaire meeting. Naar verwachting wordt er nog een consultatie in juli georganiseerd en staat er een tweede grote bijeenkomst van de Ecolabel technische werkgroep gepland voor oktober 2019. Vooralsnog wordt verwacht dat het geheel afgerond is eind 2020.