Is beleggen in duurzame aandelen lastiger in opkomende markten dan in ontwikkelde markten? Volgens de specialisten van BMO Global Asset Management is het te simplistisch om de evolutiecurve van deze twee categorieën naast elkaar te leggen.
‘Opkomende markten zijn in het nadeel. Maar dat betekent niet dat je er geen bedrijven vindt die zich voldoende bewust zijn van de risico’s waar ze mee te maken hebben en daar goed mee omgaan.’
Aan het woord zijn beleggingsspecialist Alan Nolan en ESG-specialist Juan Salazar, vanuit het kantoor van BMO GAM in Amsterdam.
Nolan en Salazar vertegenwoordigen de twee teams achter het BMO Responsible Global Emerging Markets Equity fonds, met een grootte van bijna 172 miljoen euro. Het fonds, dat onlangs het Nordea Emerging Stars Equity fonds verving in de fondstips van ABN Amro voor dit jaar, doet het year to date 2,5 procentpunt beter dan de MSCI EM index, maar staat daarmee nog wel in de min.
Die rendementsvergelijking maken de twee zelf liever niet. Als echte stockpickers vinden ze dat de industrie zich veel te veel laat afleiden door wat er gebeurt in de MSCI index of door de vergelijking van absolute versus relatieve rendementen. ‘Je moet anders durven zijn.’
“Anders zijn” streven de teams na via hun beleggingsfilosofie, waarbij ze aandelen selecteren op basis van de mate van duurzaamheid van een bedrijf, diens balans, corporate governance en betrouwbaarheid van het management. Dat, plus veel aandacht voor engagement, waarmee ze de bedrijven in portefeuille duurzamer proberen te maken. In 2017 sprak het team in totaal 900 uur met hen.
Maar daar gaat iets aan vooraf: een eerste schifting uit de ongeveer 22.000, 23.000 bedrijven uit het opkomende markten-universum. Nolan: ‘Hoe we dat doen? We reizen veel, heel veel. Tijdens zo’n ontmoeting proberen we te onderzoeken of we vertrouwen op kunnen bouwen met een bedrijf en het management.’
Die eerste indruk combineren de experts met analyses vanuit hun hoofdkantoor in Londen. Het beleggingsteam legt daarbij de nadruk op de financiële risico’s, het ESG-team op andere risico’s. Nolan: ‘De waargenomen risico’s zetten we tegenover het kapitaal dat we willen inzetten en het verwachte rendement dat we de komende vijf a tien jaar daarop kunnen genereren. Daarna beslissen we: kopen we, of niet?’
Opkomende versus ontwikkelde markten
Bedrijven in opkomende markten zijn qua ESG-risico’s in het nadeel, beamen de twee. Salazar: ‘We kunnen niet doen alsof ze dezelfde standaarden hebben als het gaat om rapporteren, corporate governance of beheer van hulpbronnen als westerse bedrijven.’ Nolan: Je kunt niet van een voedingsmiddelenbedrijf uit Indonesië verwachten dat het dezelfde mate van transparantie heeft als een vergelijkbaar bedrijf in de UK. Maar is het correct om te zeggen dat het bedrijf uit de UK een betere onderneming is dan het bedrijf uit Indonesië? Dat is geen eerlijke vergelijking en misschien niet eens waar. We beoordelen elke individuele situatie los.’
Daarnaast is Nolan van mening dat bedrijven die nog aan hun evolutionaire pad moeten begínnen, misschien wel de bedrijven zijn die de grootste positieve impact kunnen hebben en nog willen luisteren naar wat een belegger te zeggen heeft. ‘En vergeet niet: wij hebben soms een wat arrogante blik op opkomende markten. De titel “opkomende markten” suggereert dat het om achterblijvers gaat, om markten die niet goed werken. Niks is minder waar. De bedrijven in deze markten bevinden zich in een vroeg stadium van hun ontwikkeling, maar creëren goeds voor de lokale populatie. En dan nog één ding daarover: er zijn vele bedrijven in ontwikkelde landen die heel níet-duurzame dingen doen!’
Engagement
Het team achter het BMO-fonds houdt bedrijven het liefst lang in portefeuille. Minimaal vijf jaar, maar liever nog twintig jaar. Dit jaar hebben ze zelf dan ook geen enkele verandering aangebracht in de portefeuille. Vorig jaar hebben ze wat Indiase aandelen verkocht. Niet vanwege de karakteristieken van het bedrijf, maar vanwege de enorme opgelopen waarderingen.
Hij en Salazar vinden dat je geduld moet hebben als belegger, wil je vooruitgang van een bedrijf op het gebied van duurzaamheid bereiken. En daarbij veel energie moet willen steken in engagement. ‘Absoluut cruciaal om te gebruiken als je vermogen belegt’, vindt Nolan. ‘En echt niet alleen op het gebied van ESG. Ook als het gaat om boekhouding en überhaupt het runnen van een bedrijf kunnen wij een rol spelen. Op elk thema proberen we te adviseren.’
Het laatste jaar heeft het ESG-team daarbij twee onderwerpen extra aandacht gegeven, vertelt Salazar. ‘De eerste is voeding. Hoe gaan bedrijven om met de risico’s die komen vanuit toezichthouders en consumentenvoorkeuren als het gaat om suiker, vet, zoutconsumptie? En welke strategie implementeren bedrijven om daarmee om te gaan? De andere is het plastic-in-de-oceaan-debat. We hebben veel werk verricht om een goed begrip te krijgen van de lokale ernst van de situatie, wat bedrijven ermee doen en wat we zouden willen dat bedrijven doen.’
Nolan: ‘Als we bedrijven spreken, hopen we dat we een impact hebben en dat er naar ons geluisterd wordt. En als meerdere beleggers tegelijk die boodschap brengen, dan zie je kleine veranderingen. Maar we kunnen niet verwachten dat het ineens gebeurt. Het moet constante, consistente engagement zijn, steeds opnieuw.’
Beleggers die een verandering verwachten na zes of twaalf maanden engagement, worden volgens de belegger ‘waarschijnlijk enorm teleurgesteld’. ‘Soms vrees ik in de discussie over duurzame beleggingen dat beleggers veranderingen verwachten in een korte tijd, in plaats van te accepteren dat er een spectrum is van risico’s en activiteiten die gedaan kunnen worden. Wij proberen bedrijven in de juiste richting te bewegen, zodat goede bedrijven betere bedrijven worden.’