Euronext zet in op groei en is onder fondshuizen een campagne gestart om een beursnotering aan te prijzen als alternatief distributiekanaal. Het beursbedrijf wordt hierin gesteund door Dufas, de vereniging van vermogensbeheerders.
Van de bijna 7000 beleggingsfondsen die geregistreerd staan voor verkoop in Nederland, zijn er 209 genoteerd aan de Amsterdamse beurs. Een fractie van het totaal. Maar volgens Euronext is een beursnotering echter helemaal niet iets uit de oude doos, in tegendeel.
‘Wij behartigen de belangen van fondshuizen. Alles wat fondsen zichtbaarder en de markt transparanter maakt, steunen wij’, zegt Dufas-directeur Hans Janssen Daalen hierover.
Hij benadrukt dat Dufas al sinds de start van de Euronext Fund Service in 2007 periodiek met Euronext Amsterdam overlegt over de mogelijkheden om dit aantrekkelijker te maken.
Van oudsher zijn Nederlandse beleggingsfondsen beursgenoteerd. Volgens Euronext werd het eerste beleggingsfonds ter wereld zelfs verhandeld op de Nederlandse beurs. Dit was het fonds ‘Eendragt maakt magt’ dat in 1774 was opgericht door Abraham van Ketwich. De naam van het fonds zegt al veel over de strategie: beleggen voor gezamenlijke rekening om het risico te delen en beter te presteren.
Ook nu nog zijn vele Nederlandse beleggingsfonden genoteerd aan de beurs. De vier fondsen die Robeco in zijn begintijd had, waren genoteerd aan alle grote Europese beurzen. Ook Fortis Obam, tegenwoordig BNP Paribas Obam heeft een beursnotering.
Europese fondspaspoort
Lang voordat de Europse Ucits-richtlijnen het Europese fondspaspoort introduceerde, was dit een manier om zichtbaar en toegankelijk te zijn voor buitenlandse beleggers.
Sinds dit paspoort er is, lijkt een beursnotering voor beleggingsfondsen echter niet meer per se noodzakelijk. Luxemburg ontpopte zich als het vestigingsland voor beleggingsfondsen bij uitstek en als gevolg van de introductie van het Europese fondspaspoort, kunnen aanbieders fondsen die ze in één Europees land mogen verkopen, ook gemakkelijk in andere Europese landen verkopen.
Toch is een Nederlandse beursnotering volgens Roger van Elderen (foto), business development manager bij Euronext, allerminst iets van gisteren. Sinds 2001 is het aantal beursgenoteerde beleggingsfondsen aan de Amsterdamse beurs (exclusief ETFs) nagenoeg verdubbeld, zegt hij en hij verwacht dat het aantal beursgenoteerde fondsen dit jaar wel eens flink zou kunnen groeien.
Euronext organiseert zelfs heuse voorlichtingsdagen over beursnoteringen voor beleggingsfondsen. Vorige maand vond de eerste plaats, in een reeks, ook buiten de Nederlandse grenzen. ‘Er waren ruim 50 personen aanwezig. Euronext: De gehele Nederlandse fondsindustrie was vertegenwoordigd.’
Provisieverbod
Door de komt van het provisieverbod is het niet meer vanzelfsprekend dat alle beleggingsfondsen overal te koop zijn, zegt Van Elderen. Een beursnotering kan de zichtbaarheid van een fonds vergroten, net als de transparantie.
Iedereen kan zien hoeveel in het fonds gehandeld is, wat de koers is en hoe het rendement zich heeft ontwikkeld. Bijkomende voordeel is volgens Van Elderen dat er altijd sprake is van een centrale tegenpartij, het tegenpartijrisico is daarmee afgedekt.
Euronext verspreidt de fondsgegevens vervolgens onder beleggers en dataleveranciers. Daarnaast worden er koersgegevens gepubliceerd op de website van Euronext en in landelijke dagbladen.
Frankrijk
Daar komt bij dat een beursnotering een fonds onder de aandacht kan brengen van buitenlandse beleggers, zegt Van Elderen. Onlangs is aangekondigd dat het ook in Frankrijk mogelijk wordt om beleggingsfondsen te noteren aan de beurs.
Kan dit straks, dan is het voor partijen aantrekkelijk een beleggingsfondsen zowel op de Nederlandse als op de Franse beurs te noteren, zegt Van Elderen. ‘Veel Fransen beleggen bij voorkeur in Franse fondsen. Een Franse beursnotering kan een middel zijn om toegang te krijgen tot de Franse markt.’
Voor Franse fondshuizen kan het daarentegen een middel zijn zichtbaarder te worden in andere landen. Amundi zegt de ontwikkelingen met belangstelling te volgen, maar verdere beursnoteringen (naast de Amundi ETFs) niet per se nodig te hebben. Het fondshuis is daarom afwachtend. Bij BNP Paribas Investment Partners was niemand beschikbaar voor commentaar.
Een argument tegen beursnoteringen is dat ze ook weer extra kosten met zich meebrengen. In een tijd waarin de druk op de marges groot is, is dit niet echt iets waar fondshuizen makkelijk overheen stappen.
Cross listen
Oorspronkelijk waren alleen Nederlandse fondsen aan de beurs van Amsterdam genoteerd, maar de mogelijkheid fondsen straks op meerdere Euronext beurzen te noteren, het zogenoemde ‘cross listen’, maakt een notering aan de Amsterdamse beurs volgens Van Elderen ook aantrekkelijk voor buitenlandse partijen. Hij is hierover met verschillende fondshuizen in gesprek.
Een buitenlands fonds dat al sinds vele jaren genoteerd is aan de Amsterdamse beurs is W.P. Stewart Holdings. ‘Ons fonds was oorspronkelijk gevestigd op Curacao en alleen beschikbaar via registeraandelen,’ vertelt managing director Ton Wijsman van W.P. Stewart Asset Management Europe.
Het fonds is sinds 1996 genoteerd aan Euronext Amsterdam. ‘Een beursnotering was lang voordat de open architecture in Nederland zijn intrede deed voor ons hét middel om de toegankelijkheid en de zichtbaarheid van het fonds te vergroten.’
Sinds het fonds zijn plek veroverd heeft en bovendien is opgegaan in het grote AllianceBernstein en het dus gebruik kan maken van diens wereldwijde distributiemogelijkheden, is de beursnotering wellicht achterhaald, zegt Wijsman.
‘Maar ja, je gaat een fonds niet van de beurs afhalen. Dan moeten alle op de beurs uitgegeven aandelen weer worden omgewisseld voor registeraandelen. Dan zijn we weer terug bij af. Voor ons is de beurs een belangrijk distributiekanaal.’
Alternatieve fondsen
Behalve voor kleinere fondsen die hun zichtbaarheid willen vergroten of fondsen die bij de grootbanken van het schap zijn gehaald, richt Van Elderen zijn pijlen ook nadrukkelijk op alternatieve fondsen die onder de zogenoemde hedgefondsenrichtlijn vallen.
De belangrijkste voorwaarde voor een beursnotering, is een AFM-vergunning, en die moeten alternatieve fondsen straks ook hebben. Een beursnotering is volgens Van Elderen dan ‘een kleine stap verder’.
Tot 1 januari maakten alternatieve fondsen naast het distributiekanaal van de banken ook gebruik van adviseurs en tussenpersonen, voor deze groep is de distributievergoeding echter ook afgeschaft.
Daardoor lopen middelgrote AIFMD-fondsen volgens Van Elderen tegen het probleem aan dat ze niet de middelen hebben om een salespersoon aan te stellen. ‘Daarom zoeken ze naar andere distributiemogelijkheden. De beurs kan die bieden, door middel van een notering.’
Veranderende distributielandschap
Janssen Daalen van Dufas onderstreept dat de beurs in dit veranderende distributielandschap sowieso een waardevolle aanvulling op de internationale afzetmogelijkheden kan bieden. ‘En dat bovendien binnen een goed gereguleerde en transparante omgeving.’