De welbekende FAANG-aandelen gingen dinsdag opnieuw onderuit. Volgens NNIP zijn de koersdalingen onderdeel van een bredere omslag van ‘groei naar waarde’.
De FAANG zijn de afgelopen maanden bij elkaar opgeteld al 1000 miljard dollar aan beurswaarde kwijtgeraakt, zo becijferde CNBC. Facebook heeft sinds de zomer al 40 procent verloren. Amazon staat 25 procent onder zijn de laatste piek. Apple: -20 procent. Netflix: -35 procent. Google: -20 procent.
Aanstichter van de jongste verkoopgolf is Apple. Vorige week maakte de ene na de andere toeleverancier van dat bedrijf wereldkundig dat ‘een grote klant’ minder producten afneemt dan verwacht. Een toeleverancier als het Zwitserse AMS is op de beurs dit jaar al gedecimeerd.
Maandag meldde The Wall Street Journal dat Apple de productie van de jongste generatie iPhones heeft teruggeschroefd. Die modellen zijn amper twee maanden terug gepresenteerd.
Beleggers zien daarin bewijs dat de verzadiging van de smartphonemarkt zich begint te vertalen in teruglopende bedrijfsresultaten, schrijft het FD. Dat komt bovenop een heleboel andere zorgen: de techsector heeft internationale toevoerketens die hard getroffen worden door het handelsconflict tussen de VS en China.
Maandagavond bleek dat de regering van president Trump overweegt om de export van technologie strenger te controleren, uit naam van de nationale veiligheid. Zo’n zet zou de handelsrelatie met China ernstig verslechteren, zo waarschuwden analisten van Deutsche Bank.
Techbelegger Jeff Meys van NNIP zegt tegen het FD dat de koersdalingen van dinsdag onderdeel zijn van een bredere omslag van ‘groei naar waarde’, waarbij beleggers overschakelen van snelgroeiende, maar risicovolle bedrijven naar saaiere en degelijke firma’s.
‘De markt maakt zich zorgen om de rente, die heel lang laag is geweest. Gaat hij verder stijgen, dan worden vooral groeiaandelen daardoor hard geraakt. Economisch gezien is er nog niet veel aan de hand, maar de onzekerheid heeft toegeslagen. En die is niet zomaar weg, dus we zullen aan deze volatiliteit moeten wennen.’