dirkolja.png

Het Hof van Cassatie heeft zich inmiddels tweemaal uitgesproken over de verrekening van een minimaal belastingkrediet voor dividenden van Franse oorsprong (Cass. 16 juni 2017 en 15 oktober 2020). Tot voor kort weigerde de belastingadministratie standvastig om zich te schikken naar de visie van het Hof. Inmiddels bevestigde de minister van Financiën in een antwoord op een parlementaire vraag dd. 27 januari 2021, dat de Administratie zich neerlegt bij de rechtspraak van het Hof.

In de praktijk blijkt echter dat Adviseurs-Generaal in bepaalde gevallen voet bij stuk houden en de verrekening van het FBB weigeren, omdat zij van oordeel zijn dat de verrekening van het FBB niet kan worden toegestaan indien er toepassing wordt gemaakt van de bevrijdende roerende voorheffing (en waarin de Franse dividenden aldus niet op het aangifteformulier van de personenbelasting zijn vermeld). Dit standpunt lijkt volgens ons betwistbaar te zijn.

Vooraf

Het Hof van Cassatie oordeelde tot twee maal toe dat artikel 19 A1 lid 2 van het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag België ertoe verplicht om de verrekening van een minimaal belastingkrediet toe te staan aan Belgische Rijksinwoners die Franse dividenden hebben ontvangen met inhouding van de Franse bronheffing oorsprong (Cass. 16 juni 2017 en 15 oktober 2020). In haar arresten bevestigde het Hof uitdrukkelijk dat er géén rekening kan worden gehouden met een interne rechtsregel die Belgische belastingplichtigen dit recht zou ontzeggen. 

Artikel 15, § 1 van het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag kent de bevoegdheid tot belastingheffing toe aan België als woonstaat van de aandeelhouder, doch laat Frankrijk het recht behouden om dividenden te onderwerpen aan een bronbelasting waarvan het tarief niet hoger mag zijn dan 15%.

Daarnaast stipuleert artikel 19 A1 lid 2 van datzelfde verdrag dat dubbele belasting op dividenden vermeden moet worden door de in België verschuldigde belasting te verminderen “met het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting dat onder de door de Belgische wetgeving vastgestelde voorwaarden aftrekbaar is, zonder dat bedoeld gedeelte minder dan 15% van het evenvermelde nettobedrag mag belopen”. 

Uit bovenstaande bepalingen moet volgens het Hof van Cassatie worden afgeleid dat deze verrekening verplicht van toepassing is, niettegenstaande het feit dat bij wet van 7 december 1988 in België de regeling in verband met het FBB voor privébeleggingen van particulieren werd afgeschaft. 

Het Hof van Cassatie baseerde zich in haar arresten op twee argumenten om de toepassing van de regeling in verband met het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting (hierna: FBB) op dividenden die belastingplichtigen hebben ontvangen uit Franse aandelen toe te staan: de primauteit van het internationaal recht op het nationaal recht en meer in het bijzonder van artikel 19 A1 lid 2 van het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag.

Zowel het hof van beroep van Antwerpen (Antwerpen 17 december 2019), het hof van beroep van Brussel (Brussel 20 september 2018) als het hof van beroep te Gent (Gent 21 april 2021) volgen de visie van het Hof van Cassatie. 

Cijfervoorbeeld

België is ingevolge bovenvermelde rechtspraak verplicht om een belastingkrediet toe te kennen dat gelijk is aan 15% van het belastbare dividend na belastingheffing in Frankrijk. Hieronder kan u een cijfermatig voorbeeld terugvinden waarbij wordt uitgegaan van 100,00 EUR bruto Frans dividend. Wij noteren hierbij dat sedert 2018 Frankrijk het tarief van de roerende voorheffing heeft verlaagd naar 12,80 %. 

 

2016

2017

Sinds 2018

Bruto Frans dividend

100€

100€

100€

Franse belastingheffing (beperkt tot max. 15% op basis van het Verdrag)

15%

15%

12,8%

Dividend “aan de grens”

85€

85€

87,2€

Belgische belastingheffing

Toepassing FBB (15%)

Netto-dividend

27%

12,75€

74,08€

30%

12,75€

72,25€

30%

13,08€

74,12€

Praktijk 

De minister van Financiën bevestigde in een antwoord op een parlementaire vraag dd. 27 januari 2021 dat de Belgische belastingadministratie zich zal schikken naar de rechtspraak van het Hof van Cassatie, waarbij particuliere beleggers zich aldus zullen kunnen beroepen op de verrekening van het FBB over de belasting die wordt geheven op dividenden van Franse oorsprong.

De minister bevestigde hierbij uitdrukkelijk dat de aangifte in de personenbelasting in het vak VII – inkomsten van kapitalen en roerende goederen, een rubriek F zal bevatten waarin specifiek de inkomsten worden vermeld waarop een bijzonder aanslagstelsel van toepassing is, bijvoorbeeld overeenkomstig specifieke bepalingen als voorzien in bepaalde internationale verdragen.

Adviseurs-Generaal houden echter voet bij stuk en stellen dat de toepassing van het FBB-stelsel voor privébeleggingen van particulieren slechts geldt in gevallen waarin het netto-dividend niet werd onderworpen aan de roerende voorheffing en het aldus aangegeven werd in de personenbelasting (dus eerder voor Franse aandelen die op een buitenlandse rekening worden aangehouden). De minister heeft zich echter niet expliciet uitgesproken over deze gevallen. 

In voormeld arrest van het hof van beroep te Brussel dd. 20 september 2018 was er geen sprake van de opname van de roerende inkomsten in de aangifte in de personenbelasting.

De wijze van heffing van de verschuldigde belasting over de roerende inkomsten was aldus volgens het hof, weliswaar impliciet, niet relevant. 
Volgens de administratie kan er geen verrekening van FBB plaatsvinden met de personenbelasting wanneer de belaste dividenden niet aangegeven moeten worden in de personenbelasting wegens het bevrijdend karakter van de ingehouden Belgische RV.

Het hof van beroep te Gent oordeelde dan weer op 21 april 2021 expliciet dat het Belgisch-Frans Dubbelbelastingverdrag in die zin moet worden gelezen dat het een autonoom recht verleent op verrekening van het FBB voor de in Frankrijk betaalde belasting tot beloop van 15%. Dit betekent, volgens het hof, dat er geen nationale bepaling in de weg kan staan aan dat recht op verrekening van het FBB.

Inmiddels vernamen wij dat de Belgische Staat, voor een derde maal weliswaar, voornemens is om een cassatievoorziening in te stellen inzake deze problematiek. Wij vermoeden hierbij dat de voorziening zal worden toegespitst op toepassing van het FBB in gevallen waar er sprake is van bevrijdende roerende voorheffing.
Terzake gaat het o.i., in de lijn van deze rechtspraak, enkel om de wijze van heffing van de belasting (bevrijdende roerende voorheffing versus aangifte van roerende inkomsten).

Er anders over oordelen zou immers leiden tot een ongerechtvaardigd onderscheid tussen belastingplichtigen die de roerende inkomsten in hun aangifte opnemen enerzijds en belastingplichtigen die de inkomsten aan de bevrijdende roerende voorheffing (laten) onderwerpen anderzijds. Voor dergelijk onderscheid bestaat geen pertinent criterium.

Procedure tot teruggave 

Belastingplichtigen die met dit probleem worden geconfronteerd, kunnen ofwel binnen een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting werd gevestigd bij de fiscale administratie een verzoek tot ambtshalve ontheffing in de personenbelasting indienen, ofwel binnen een termijn van zes maanden vanaf de ontvangst van hun aanslagbiljet bezwaar aantekenen, afhankelijk van de specifieke situatie.

Dividenden ontvangen in 2020 kunnen via de aangifte in de personenbelasting (aanslagjaar 2021) worden teruggevorderd. De toepassing van het FBB en teruggave van de te veel ingehouden voorheffing zullen aldus via het aanslagbiljet gebeuren.

Gelet op het feit dat de administratie het recent arrest van het Hof van Beroep te Gent niet aanvaardt en blijkbaar in cassatie gaat, valt het te vrezen dat zij de recuperatie van ingehouden roerende voorheffing via de aangifte niet zal aanvaarden.

Toekomstige wijziging van het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag

Tot slot wijzen wij er evenwel op dat het Belgisch-Frans dubbelbelastingverdrag zal worden aangepast, waarbij de toepassing van het FBB-stelsel zal worden gewijzigd. 

Dirk Coveliers & Olja Rudic zijn advocaten bij Tiberghien Advocaten, kennisexpert van Investment Officer. Zij schrijven over wet- en regelgeving en beleggingsfiscaliteit.
 

Tags
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
No