Sinds juli vorig jaar zijn beleggingsfondsen verplicht in plaats van over de total expense ratio (TER) te rapporteren over de lopende kostenfactor (ongoing charges). Dit gaat echter lang nog niet altijd goed.
Dat blijkt uit het jaarlijkse onderzoek naar de verslaggeving van in Nederland aangeboden beleggingsfondsen uitgevoerd door Solutional, een service provider op het gebied van financiële verslaggeving.
In iets meer dan de helft van de gevallen wordt er in het jaarverslag nog over de TER gerapporteerd. Hierbij valt volgens Solutional echter op dat het regelmatig voorkomt dat de berekeningswijze wel is aangepast aan de nieuwe eisen, maar dat de kostenratio nog steeds wordt aangeduid als TER.
Securities lending
De twee kostenratio’s verschillen op een aantal punten van elkaar. Zo wordt de gemiddelde intrinsieke waarde van het fonds op een andere manier berekend en moeten in de lopende kosten factor ook fee sharing agreements worden opgenomen, bijvoorbeeld op het gebied van securities lending.
Daarnaast moet bij het berekenen van de TER ook de eventuele prestatievergoeding worden meegenomen en bij de lopende kostenfactor niet. Bij de laatste moeten daarentegen wel ook de kosten van onderliggende fondsen die een substantieel deel van het fondsvermogen beslaan, worden meegenomen en bii de TER niet.
Berekeningswijze
Daar waar door fondsen wel over de lopende kostenfactor wordt gerapporteerd, meldt 60 procent dat de berekeningswijze van de ratio ook is aangepast. Volgens Solutional zijn echter maar enkele fondsen duidelijk over hoe is omgegaan met fee sharing agreements, performace fees en kosten van onderliggende fondsen.
Opvallend is dat in één van de onderzochte verslagen expliciet wordt vermeld dat de fee sharing agreements buiten de berekening zijn gehouden. Waarom dit is gebeurd, wordt niet gemotiveerd.