‘Laten we, voordat we fondshuizen verplichten meer kosten transparant te maken dan ze nu doen, er eerst voor zorgen dat ze allemaal op dezelfde manier rapporteren over dat wat ze nu al verplicht zijn openbaar te maken.’
Dat zegt hoofd fondsselectie Madelon van Leeuwen van Rabobank in gesprek met Fondsnieuws.
In de nieuwe Europese Mifid II-regels die volgend jaar van kracht worden is ook opgenomen dat klanten geïnformeerd moeten worden over de totale kosten die beleggen in fondsen met zich meebrengt. Dit zijn de kosten voor de vermogensbeheerder of bank plus alle kosten die binnen beleggingsfondsen op het rendement worden ingehouden.
Volgens Van Leeuwen is dat goed, maar is het ook belangrijk bij de basis te beginnen en ervoor te zorgen dat fondshuizen uniform rapporteren over dat wat nu verplicht is.
Doorn in het oog
‘De huidige regels worden zo verschillend toegepast. Dat is mij echt een doorn in het oog’, zegt ze.
Fondshuizen zijn momenteel verplicht in hun factsheets te rapporteren wat hun lopende kosten zijn. Deze bestaan uit de management fee en servicekosten.
Servicekosten
Het is volgens Van Leeuwen echter heel verschillend wat er onder deze servicekosten wordt verstaan. Je zou volgens haar zeggen dat hier de accountantskosten onder vallen en de kosten voor het bewaren van stukken. Sommige partijen hanteren echter hoge servicekosten, waarmee het een manier wordt om de eigen fee te verhogen, zegt ze.
‘Sommige fondsen rekenen 30 basispunten servicekosten’, zegt ze, wat veel is als je je bedenkt dat er passieve fondsen zijn met een totale lopende kostenfactor (managmentfee + servicekosten) van 10 basispunten.
‘Sommige partijen scharen marketingkosten onder de service fee, bij anderen is dit een deel van de management fee.’ Ook met de kosten voor en de opbrengsten uit securities lending wordt volgens Van Leeuwen verschillend omgegaan.
In- en uitstapkosten
Onduidelijk is verder volgens Van Leeuwen de manier waarop omgegaan wordt met in- en uitstappers en dan vooral met de manier waarop kosten hiervoor in rekening worden gebracht. Termen als op-en afslag, in- en uitstapvergoeding en swingprice worden vaak door elkaar gebruikt. Van Leeuwen legt uit dat er in principe drie manieren zijn om in- of uitstappen te belasten.
Sommige fondsen werken bij iedere transactie met een op- of afslag op de koers. Dit geldt voor Nederlandse fondsen. Bij andere fondsen wordt er gewerkt met de zogenoemde partial swing price: deze swing price wordt in rekening gebracht bij een transactie boven een bepaalde omvang. Dit wordt binnen Luxemburgse fondsen gehanteerd. Bij weer andere fondsen worden de kosten voor in- of uitstappen apart in rekening gebracht. Dit wordt een Anti Dilution Levy (ADL) of Present Dilution Levy (PDL) genoemd.
Bij op- en afslagen en swing pricing wordt de intrinsieke waarde (de NAV) van het fonds aangepast met de op- of afslag. Bij een ADL niet. In alle gevallen wordt beoogd dat de kosten van in- of uitstappen alleen voor rekening komen van de in- of uitstappers. Van Leeuwen: ‘Het principe is goed, de termen worden echter allemaal door elkaar gebruikt, voor een klant is het bijna niet te achterhalen hoe dit werkt.’
Het zou volgens haar het puurst zijn altijd apart rekeningen te sturen voor de kosten van in- of uitstappen, maar in de praktijk is het volgens haar praktischer om te werken met swing prices.
Meer achtergronden op Fondsnieuws:
‘