De gemiddelde belegger is - als hij een actieve is - een slechte belegger: was de S&P 500 in 2015 goed voor een bescheiden 1,38 procent, de individuele belegger leed gemiddeld een verlies op zijn aandelenportefeuille 2,28 procent.
Ook deden obligaties niet voor hem wat ze in de oude tijd nog deden: risicovrij rendement bieden. Kwam de Barclays Aggregate Bond Index uit op 0,55 procent, de gemiddelde belegger zag zijn obligatiebeleggingen met 3,11 procent dalen.
Zo bericht Dalbar, een Amerikaans bedrijf dat performance meet, op basis van eigen onderzoek.
Ook over de langere termijn presteren individuele beleggers slecht: was de S&P over dertig jaar goed voor een gemiddeld jaarrendement van 10,45 procent, aandelenbeleggers bleven steken op 3,66 procent. Wie de Barclays Aggregate Bond Index volgde, kwam uit op 6,73 procent per jaar, obligatiebeleggers kwamen gemiddeld niet verder dan 0,59 procent.
Volgens Dalbar betekent dat dat een neutrale belegger (60/40) voldoende risico nam om op zijn totale portefeuille 5,9 procent te behalen, maar gemiddeld slechts 2,4 procent per jaar maakte.
De belangrijkste reden voor dit achterblijven is het feit dat individuele beleggers hun emoties niet in de hand hebben, aldus Dalbar. Volgens hem zijn beleggers hebzuchtig en angstig op de verkeerde momenten.
Een combinatie van hoge kosten en achterblijvende performance, maakt dat steeds meer beleggers overstappen naar indexbeleggen. Mede door deze ontwikkeling worden actieve asset managers geconfronteerd met uitstroom uit fondsen die de grote indices als benchmark aanhouden.
