Om de vruchten van de energietransitie te plukken, kiezen grote beleggers steeds meer voor impactstrategieën. Maar meer standaarden blijken nodig om die impact te meten en erover te rapporteren, al is het maar om de eigen beloftes waar te kunnen maken.
Een grote meerderheid van de institutionele beleggers (67 procent) is overtuigd dat de transitie naar een klimaatneutrale economie kansen oplevert, zo blijkt uit de jaarlijkse ‘Institutional Investor Study’ van de Britse vermogensbeheerder Schroders. Dit is een peiling naar de vooruitzichten bij 770 institutionele beleggers met een totaal beheerd vermogen van 35.000 miljard dollar. Meer dan de helft van die investeerders wil meer inspelen op die transitie.
Daarom plannen ze, niet geheel verwonderlijk, om meer in infrastructuur- en hernieuwbare energie te investeren de komende jaren. Alleen zijn veel van deze activa niet beursgenoteerd en weinig vlot verhandelbaar. Twee derde van de ondervraagden geeft dan ook aan dat zogenaamde ‘private assets’ de beste kansen bieden om te profiteren van de shift in de economie. Alleen, om die minder gebruikelijke activa buiten de klassieke financiële markten aan te boren, is ook een nieuwe aanpak nodig.
Strategieën
Uit de rondvraag blijkt dat institutionele beleggers steeds vaker de kaart trekken van thema- en impactbeleggen. ‘Dit wijst erop dat ze meer nuance willen aanbrengen in hun duurzaamheidsaanpak. Ze vinden ESG-integratie steeds vaker vanzelfsprekend en zoeken nu naar doelgerichtere kansen’, duidt Andy Howard, Global Head of Sustainable Investment bij Schroders, de resultaten.
Dat zien we ook in de ERSIS, een grote, jaarlijkse studie naar duurzaam sparen en beleggen in België door het Federaal Instituut voor Duurzame Ontwikkeling, de Universiteit Antwerpen en de kennisinstelling Forum Ethibel.
Het jongste rapport met cijfers voor 2022 verscheen vorige week en toont dat thema- en impactbeleggen populair zijn. Reeds zestien procent van de fondsen integreert een thematische aanpak. Zo’n beleggingsthema’s kunnen bijvoorbeeld hernieuwbare energie of klimaatverandering zijn. Impactbeleggen blijft de minst gebruikte strategie, maar wint met een stijging van tien tot twaalf procent van de fondsen duidelijk aan belang.
‘Ook al bedraagt impactinvesteren op dit moment slechts 0,5 procent of 80 miljard euro van de totale Europese investeringsmarkt en tussen de 1 à 2,5 procent van de Belgische investeringsmarkt, de verwachting is dat dit percentage snel stijgt’, staat in de ERSIS te lezen. Die berekening over impactbeleggen in België is gemaakt door het nog nieuwe kennisinstituut Impact Finance Belgium.
Impact meten
Maar wat is dat nu precies? ‘Impactinvesteringen zijn investeringen in bedrijven, organisaties en fondsen met de bedoeling om naast een financieel rendement een meetbare en gunstige sociale- of milieu impact te genereren’, luidt de meest gangbare definitie. Deze is opgesteld door het Global Impact Investment Network (GIIN).
Het meest heikele woord in die definitie is ‘meetbaar’. Grote beleggers botsen hier op hun limieten, geven ze duidelijk aan in de studie van Schroders. ‘Ze hebben meer hulp nodig om hun duurzaamheids- en impactdoelen te bereiken, vooral bij het meten van hun impact’, stelt het rapport.
Ook Europa trekt steeds meer de kaart van het meten van impact. Institutionele spelers moeten volgens de Sustainable Finance Disclosure Regulation, de Europese transparantieregels, rapporteren over hun Principal Adverse Impacts (PAI’s). Ook Europa heeft het dus over impact, zij het dan hier over de negatieve impact van investeringen. Het gaat bijvoorbeeld om de uitstoot van broeikasgassen.
Of de impact nu positief dan wel negatief is, er moet en zal dus meer gemeten worden. Zeker omdat volgens de ERSIS-studie 84 procent van alle impactfondsen Artikel 9-fondsen zijn, wat betekent dat ze moeten voldoen aan de strengste SFDR-transparantieregels.
Impactwashing
De ERSIS-studie van Forum Ethibel stipt aan dat er door een gebrek aan standaarden een gevaar voor impactwashing bestaat. Vrij vertaald: beleggers kunnen vandaag nog te gemakkelijk wilde claims maken over hun positieve bijdrage.
Dat dit gevaar niet ondenkbaar is, blijkt ook uit survey van Schroders. Meer dan de helft van de grote beleggers in Europa heeft ondertussen beloofd om zijn uitstoot tegen 2050 volledig af te bouwen. Alleen hebben veel van die beleggers geen idee hoe ze die belofte gaan waarmaken. Al verwoordt Schroders het mooier: ’49 procent vindt dat er meer consensus over de raamwerken en methoden om de voortgang naar netto-nul te meten nodig is om hun toezeggingen waar te kunnen maken.’