De ING-beleggersbarometer stijgt voor het eerst in een jaar boven zijn neutrale niveau uit. De conjunctuurverwachtingen verbeteren langzaam en de belegger is minder risicoavers. Tegelijkertijd neemt de coronamoeheid toe, vooral in Franstalig België, waar ook het vertrouwen in de wetenschappers om ons door deze crisis te helpen, lager ligt dan in de rest van het land.
Belgische beleggers zijn het jaar duidelijk met frisse moed begonnen. Zo steeg de ING-beleggersbarometer in januari naar 104 punten, de eerste keer in een jaar tijd dat de barometer boven het neutrale niveau van 100 punten uitkwam. Hoewel de vaccinatiecampagne eerder moeizaam van start is gegaan, is er hoop dat in de loop van het jaar het leven geleidelijk zal normaliseren. Dit dubbele gevoel vertaalt zich in de inschatting van de economische toestand. Voor de voorbije maanden zag slechts 22 procent een verbetering van de conjunctuur, een daling t.o.v. de 26 procent in december. Voor de komende maanden wordt echter eens schuchtere verbetering geanticipeerd: 28 procent ziet de economie aantrekken. Dat is nog altijd bescheiden, maar is wel het hoogste percentage sinds juni vorig jaar.
Toenemende risicozin
De eerder gunstige beursevolutie van de voorbije maanden heeft ook het vertrouwen in de aandelenmarkten opgekrikt. Zo verwacht 36 procent in de komende drie maanden een verdere beursstijging, terwijl 31 procent eerder een correctie vreest. Het is de tweede opeenvolgende maand dat de beursoptimisten in de meerderheid zijn. Geen wonder dat 31 procent het ook een goed moment vindt om in eerder risicovolle sectoren te beleggen. 27 procent wil daar voorlopig niet van horen. Voor minder risicovolle sectoren vindt 33 procent het een goed aankoopmoment, terwijl 18 procent dat dan weer niet ziet zitten.
Coronamoeheid
Dat de bevolking coronamoe wordt, blijkt ook duidelijk uit de bevraging van de beleggers. Zo vindt 44 procent van de respondenten dat de media teveel aandacht besteden aan Covid-19, terwijl 29 procent het daar niet mee eens is. Vooral Franstaligen (54 procent) vinden de media-aandacht overdreven. Bij Nederlandstaligen (37 procent) leeft dat gevoel iets minder.
Dat neemt niet weg dat liefst 54 procent van de geënquêteerden denkt dat het coronavirus nooit zal verdwijnen. Amper 17 procent gelooft dat het virus zal worden geëlimineerd. Toch heeft 61 procent vertrouwen in de wetenschappers om ons door deze crisis te leiden, al is dat vertrouwen opmerkelijk groter bij Nederlandstaligen (69 procent) dan bij Franstaligen (50 procent). Het vertrouwen in de wetenschap ligt ook gemiddeld een stuk hoger bij ouderen dan bij jongeren. Bij de beleggers onder de 35 jaar heeft amper 35 procent vertrouwen in de wetenschappers (virologen, epidemiologen..) om ons door deze crisis te leiden.
Post-corona
Als in 2021 groepsimmuniteit bereikt wordt, zou de economie opnieuw op toerental moeten komen. Zo denkt 60 procent van de respondenten dat, eens 70 procent van de bevolking is gevaccineerd, de mensen opnieuw hun oude gewoonten zullen aannemen. Amper 14 procent is het niet eens met die stelling. Overigens verwacht 40 procent dit jaar waarschijnlijk een vliegtuigreis naar het buitenland te zullen maken en zelfs 50 procent ziet zich in 2021 een meerdaagse buitenlandse reis met de auto ondernemen.
Toch is er wel enige twijfel over de snelheid waarmee de Belgische economie terug haar oude activiteitsniveau zal bereiken. Zo denkt een derde van de beleggers dat het vlug zal gaan, terwijl 29 procent vreest dat het een traag herstel wordt. Vooral Franstaligen (41 procent) denken dat het een langzaam herstel wordt, terwijl bij Nederlandstaligen slechts 21 procent zijn twijfels heeft bij de snelheid van de conjunctuurherneming.
Overigens denkt 43 procent dat de Belgische overheid het nodige doet om de economie te ondersteunen, al leeft deze overtuiging meer bij Nederlandstaligen (50 procent) dan bij de Franstaligen (34 procent). Merkwaardig is dan weer dat, ondanks het lagere vertrouwen in de herstelkracht van de economie, bij Franstalige respondenten 47 procent plannen heeft om dit jaar grote uitgaven te doen dit jaar, terwijl dat bij Nederlandstaligen maar om 27 procent gaat.