ING Focus – Vermogen beschrijft elk jaar de ontwikkelingen van het vermogen en de schuldenlast van de Belgische gezinnen. De analyse van 2019 onderscheidt twee grote conclusies:
Het spaargeld van de Belgen gaat steeds meer naar vastgoed en minder naar roerend vermogen.
Bijgevolg neemt het bruto financiële vermogen minder snel toe dan vroeger. Op het einde van het eerste kwartaal van 2019 bedroeg het financiële vermogen van de gezinnen gemiddeld 273 000€, iets meer dan vorig jaar, maar nog steeds minder dan in 2017.
De schommelingen van de beurskoersen hebben een steeds grotere invloed op het financieel vermogen van de gezinnen, want het vermogen wordt minder gespekt door nieuw spaargeld. Zo heeft het zeer slechte beursjaar 2018 op het vermogen van de gezinnen gewogen: voor de eerste keer in 10 jaar was dit vermogen gedaald. Het beursherstel in het eerste kwartaal van 2019 heeft een deel van de daling goedgemaakt. Eind maart bedroeg het totale vermogen 1 354 miljard euro. Dit stemt overeen met 296 procent van het bbp (wat lager is dan de cijfers tussen 2014 en 2018).
De schuldenlast van de gezinnen (via de hypothecaire kredieten) is fors toegenomen. In het eerste kwartaal van 2019 bedroegen de schulden van de Belgen 294 miljard euro, of 59 300€ per gezin.
Voor de komende jaren verwachten we dat de trend zal aanhouden en dat vanuit the inkomen van de gezinnen er minder nieuw spaargeld het financiële vermogen zal spijzen.
De Belgen zijn steeds voorzichtiger.
31,7 procent van het financiële vermogen bestaat uit liquiditeiten (zicht- en spaarrekeningen en cash). Het aandeel van liquiditeiten in het financiële vermogen is nog nooit zo hoog geweest.
Gelet op de zeer lage rente brengen deze liquiditeiten weinig op. Hoewel ze het mogelijk maken om de waarderingschommelingen als gevolg van de beursperikelen te vermijden, wegen ze op de langetermijngroei van het financiële vermogen van de Belgen door hun laag rendement.
Met gemiddeld 86 600€ per gezin hebben de Belgen nog steeds een voorkeur voor de spaar- en zichtrekeningen en baar geld en dit zou in de komende jaren zo moeten blijven ondanks een aanhoudende lage rente.
Als gevolg van het dalende vertrouwen van de consumenten verwachten we immers een stijgende risicoaversie in de komende jaren. Het aandeel van het vermogen dat op zicht- en spaarrekeningen wordt geplaatst, zal waarschijnlijk blijven stijgen. Tenzij de gezinnen door de aanhoudende lage rente beslissen om hun houding ten opzichte van risico te wijzigen.