Amerikaanse voedingsreuzen blijven al jaren achter bij de markt en kunnen fluiten naar de stabiele rendementen van “vroeger”. ‘Foodtechs’ zijn de winnaars van morgen, maar vullen een andere rol in beleggingsportefeuilles dan een defensieve.
Dat zegt Jack Neele van Robeco in een gesprek met Fondsnieuws. Hij beheert het Robeco Global Consumer Trends Equities fonds, dat voor ongeveer 25 procent in defensieve consumentenbedrijven belegt. Het fonds is uit Amerikaanse voedingsgiganten gestapt, ín de producenten van niet-synthetische ingrediënten.
Volgens Neele is in de voedingsindustrie momenteel de grootste innovatieslag ooit gaande. Traditionele spelers worden ingehaald door foodtechs, bedrijven die innoveren op het gebied van voeding. Volgens Neele zullen ze op termijn uitgroeien tot midcapbedrijven met een hoger risicoprofiel.
Veranderende consument
De oorzaak van de ontwikkeling die gaande is in de sector, is de veranderende consument, die meer product-georiënteerd is geworden in plaats van merk-georiënteerd. Zeker jonge generaties grijpen niet meer automatisch naar producten van merken die ze kennen. In plaats daarvan scannen ze productlabels in het on- of offline schap op E-nummers, suikers en zouten, en kiezen ze die artikelen die het beste bij hun doelen passen. Ze eten meer biologisch, vega, vegan of flexibel, bovenop het al eerder geprioriteerde suiker- en zout-arm.
Grote voedingsbedrijven hebben zich daar toch een beetje door laten verrassen, merkt Neele. Of deden onbewust de aanname dat mensen altijd wel vlees zouden blijven eten of dat hun eigen variaties op bestaande producten innovatief genoeg zouden zijn. ‘Ze hebben nagelaten écht te innoveren’, aldus de portefeuillemanager.
En dat begint te drukken op de koersen van traditionele spelers, zeker de Amerikaanse. Voedingsreuzen die eerder een stabiele winst van 8 tot 10 procent per jaar maakten, dankzij 3 tot 4 procent omzetgroei in combinatie met een gezonde marge, kijken sinds 2017 tegen een negatieve winstontwikkeling aan.
Aandeleninkoop
Het gemiste rendement is extra groot doordat deze grote voedingsbedrijven het geld dat ze hadden kunnen steken in innovatie, hebben besteed aan de inkoop van eigen aandelen. Neele: ‘Hun stabiliteit was hoog, waardoor ze meer risico aan de financiële structuur gingen toevoegen. Intussen voerden ze kostenbesparende maatregelen door, gaven ze minder uit aan marketing, omdat hun merk “toch al bekend was”.’
In het begin was dit goed voor de winstgevendheid, het consumptiepatroon bleef immers gelijk, de uitgaven daalden. Neele: ‘Maar eigenlijk maakten ze precies op het verkeerde moment die keuze. Net nu allerlei nieuwe, kleine bedrijven met biologische, vegan, allergenenvrije producten precies begonnen in te spelen op datgene wat consumenten willen, en daarbij heel gericht adverteerden via social media als Instagram en Snapchat.’
Ingrediëntenbedrijven
De draai van Amerikaanse voedselreuzen naar producenten van natuurlijke ingrediënten die Robeco om die reden maakte, maakte het fondshuis overigens vorig jaar al. Dit soort fabrikanten profiteren van de veranderde voorkeur van consumenten voor organische ingrediënten boven synthetische ingrediënten, zo is de gedachtegang van Robeco.
Waarom dan niet direct beleggen in de innovatieve nieuwelingen? Neele vindt ze interessant, maar heeft het luxeprobleem dat het fonds van Robeco met een grootte van 2,5 miljard euro eigenlijk te groot is om in dat soort kleine bedrijven te stappen die recent een beursgang hebben gemaakt. ‘Maar we monitoren ze goed, ik denk dat ze nog veel groter worden. Bovendien is dit pas de eerste batch aan nieuwe voedselbedrijven.’
De eigenschappen van deze bedrijven zijn daarbij anders dan die van de traditionele voedingsbedrijven, waarschuwt Neele. ‘Ze spelen in op een behoefte van een nu nog klein gedeelte van de markt. Hoe groter dat segment wordt, hoe meer spelers zich zullen richten op die markt en hoe meer massaproductie zal volgen. Maar vooralsnog hebben ze een wat risicovoller karakter, waardoor ze qua kenmerken eerder in de buurt komen van techbedrijven.
Met de traditionele voedingssector gold het uitgangspunt dat als techbedrijven daalden, voedingsbedrijven meestal stegen en andersom. Dat gaat met de vernieuwing in de sector niet altijd meer op. ‘Je moet daardoor op zoek naar een andere manier om de balans in je portefeuille te zoeken.’
Ingrediëntenbedrijven hebben volgens de belegger meer die defensieve kenmerken, met een groei van 4 tot 5 procent en stabiele marges. Ook drankbedrijven - zowel alcoholisch als non-alcoholisch - kunnen een defensieve rol in portefeuilles vervullen.
Europa versus Amerika
Overigens vindt Neele de grote voedselbedrijven in Europa nog altijd interessant, omdat zij meer dan hun Amerikaanse evenknie een langetermijnvisie hanteren, waardoor hun groei-algoritme nog redelijk intact is. ‘De overnames die de Europese grote spelers doen, doen ze bovendien vooral om in te spelen op de huidige trends, waar in Amerika meer paniekvoetbal wordt gespeeld. Dáár zijn de veelal grote overnames vooral bedoeld om de winst alsnog te laten groeien.’
Het gaat volgens Neele dus te ver om op basis van de trend dan maar alle voedselreuzen uit de portefeuille te schrappen. Niet in de laatste plaats omdat de giganten nog altijd “wakker kunnen worden” om innovaties in sneltreinvaart te adopteren, of kleine succesvolle spelers over te nemen. ‘Dan hebben ze nog altijd hun aloude voorsprong van een distributievoordeel en diepe zakken.’