In tegenstelling tot het beeld onder grote beleggers is Nederland wel degelijk bij uitstek geschikt voor middelgrote infrastructuurbeleggingen. Een goed voorbeeld hiervan is de snelgroeiende deelmarkt van datacenters.
Dit zegt Harold d’Hauteville, hoofd Europese infrastructuurbeleggingen bij de Duitse asset manager DWS, in een gesprek met Fondsnieuws.
D’Hauteville richt zich op Europese infrastructuurinvesteringen met een omvang van 200 tot 300 miljoen euro. Via twee closed-end fondsen, de zogenoemde Pan European Infrastructure Funds, wordt circa 4,5 miljard euro belegd in Europese infrastructuurbeleggingen.
DWS hanteert bij dergelijke beleggingen een vaste structuur. Zo wordt in eerste instantie naar interessante sectoren gekeken, vervolgens naar landen en uiteindelijk naar specifieke investeringscases. Dit proces blijkt ook uit de jongste investering van het tweede Pan European Infrastructure Fund in twee Nederlandse datacenters.
In trek als infrastructuurbelegging
Datacenters zijn als belegging niet nieuw, maar ze zijn pas recent in trek geraakt als infrastructuurbelegging. Eerder werden datacenters vooral vanuit een vastgoed-perspectief bekeken. D’Hauteville legt uit dat een datacenter bestaat uit meerdere componenten. In de eerste plaats is er het gebouw, dat het vastgoed-component vormt en doorgaans goed is voor ongeveer 25 procent van de totale waarde van de belegging.
In dit gebouw is er sprake van een constructie die het mogelijk maakt om als datacenter te functioneren. Dit zijn bijvoorbeeld het elektriciteitsnet, stroomgeneratoren, koelingsinstallaties, brandbeveiliging enzovoort. Dit is het infrastructuur-component en vertegenwoordigt de resterende investeringswaarde. Dit is het deel waar DWS in heeft geïnvesteerd.Tot slot zijn er de servers, alle IT-equipment en de daadwerkelijke data. Dit is eigendom van klanten van de datacenters.
Datacenters onderscheiden zich op verschillende manieren van andere infrastructuurbeleggingen. Het is een relatief jonge categorie binnen dit domein, maar het is – met het oog op de digitalisering van de economie – een zeer snelgroeiende sector. Om te kunnen voldoen aan de explosieve vraag naar datacenters moeten er nog veel nieuwe centra worden ontwikkeld, waarvoor bijvoorbeeld bouwgrond moet worden gekocht etc. Bij meer volwassen beleggingscategorieën komt dit veel minder voor.
Goede investeringsmogelijkheden’
Hoewel de sector volop in de belangstelling staat bij grote beleggers, ziet D’Hauteville nog altijd voldoende goede investeringsmogelijkheden: ‘Uiteraard zijn er grote bedrijven die al een stevige positie hebben verworven in deze markt, en die trekken dan ook veel aandacht van investeerders. Kleinere bedrijven zijn echter doorgaans minder interessant voor de zeer grote institutionele beleggers. Daarnaast komt er in het geval van een verzelfstandiging ook meer werk bij kijken. Niet iedere investeerder heeft daarvoor de tijd of middelen. Wij echter wel.’
Hoewel in institutionele kringen regelmatig te horen is dat Nederlandse investeringsmogelijkheden te klein zijn, en hierdoor onvoldoende schaalbaar, ziet D’Hauteville dit anders. Volgens hem is Nederland vooral interessant omdat het veel mogelijkheden voor middelgrote infrastructuurbeleggingen biedt.
Nederland transitieland
Bovendien heeft Nederland een bijzondere positie op het gebied van data, zegt hij. ‘Amsterdam is het op een-na-belangrijkste dataknooppunt in Europa (na Londen, red). Gelet op het belang van data voor de gedigitaliseerde wereld, kun je het zelfs zien als een logisch vervolg op zijn historische positie als internationaal handelsknooppunt. Nederland speelt bovendien ook wereldwijd een belangrijke rol als het om internetconnectiviteit en dataverkeer gaat.’
D’Hauteville vult aan: ‘Tot slot is er een belangrijke trend dat er regionaal meer datacenters bijkomen, dicht op de bedrijvigheid die afhankelijk is van data, en waar dataopslag en verwerking nodig zijn. We denken dat specifieke gebruiksvormen van data, zoals Internet of Things, deze trend nog meer kracht zullen geven.’
‘Overname unieke kans’
De recente investering van het DWS fonds in NLDC en The Datacenter Group (TDCG) past in deze visie en was volgens D’Hauteville een unieke kans: ‘NLDC is onderdeel van KPN en hoewel de dienstverlening van NLDC wel belangrijk is voor KPN, is er geen echte noodzaak om ook de eigenaar van het datacenter te zijn. Een strategische heroriëntatie leidde ertoe dat KPN NLDC wilde afstoten. Daarnaast besloot TDCG ook om te gaan verkopen. We waren eigenlijk ook al blij geweest met een van de twee, maar nu konden we in beide investeren en dat is natuurlijk nog beter. Door de bedrijven samen te voegen ontstaat nu het grootste datacenter van Nederland.’
Investeringen in datacenters zullen ongeveer 15 procent van het totale fonds uitmaken. Naast datacenters wordt ook belegd in een Nederlands afvalverwerkingsbedrijf en een dienstverlener dat het materieel voor de logistieke werkzaamheden op Schiphol levert en een sale & leaseback van een vloot locomotieven van de NS.
Alle investeringen hebben gemeen dat het langetermijnbeleggingen zijn met een gemiddelde looptijd van 8 tot 12 jaar. De looptijd van het fonds is 10 jaar met een verlengingsmogelijkheid van 3 jaar. Hoewel er een secundaire markt bestaat, betreft het een illiquide beleggingscategorie. En om deze reden passen de fondsen doorgaans beter in institutionele dan in wholesale-portefeuilles.
‘Early adopters’
De beleggers in ons fonds zijn voornamelijk pensioenfondsen. In principe komen ze uit de hele wereld, maar er participeren vooral ook veel Nederlandse partijen. Nederlandse beleggers zijn “early adopters” van infrastructuurbeleggingen. Meer dan 25 procent van het kapitaal in onze twee fondsen komt uit Nederland’, zegt D’Hauteville.
DWS belegt direct in infrastructuurbedrijven met als doel de groeiambities van de participaties te versnellen. In de regel betekent dit een hoge mate van betrokkenheid. D’Hauteville vergelijkt het met private equity investeringen, maar dan met een langere horizon en een lager risicoprofiel. ‘We verwerven geheel of gedeeltelijk zeggenschap in een onderneming om een actieve rol te kunnen spelen in het verwezenlijken van hun ambities.’
Hoewel D’Hauteville geen rendementsverwachting voor het fonds kan afgeven, laat hij weten dat het in lijn is met de industriestandaarden voor infrastructuurbeleggingen, die doorgaans tussen de 10 en 15 procent liggen, afhankelijk van de strategie. Dit rendement bestaat uit tussentijdse uitkeringen en de waardevermeerdering van de onderliggende investeringen.