Staatssecretaris Marnix van Rij, Foto: Rijksoverheid
marnix-van-rij-3.jpg

Officieel staat het kabinetsdoel om spaarders en beleggers vanaf 2026 te belasten op basis van hun werkelijke vermogensrendementen nog overeind. Maar in een Kamerbrief over de toekomst van de omstreden vermogenstaks twijfelt staatssecretaris van fiscaliteit Marnix van Rij (CDA) of deze aangekondigde heffing haalbaar is en komt hij met een alternatieve regeling, die net als nu uitgaat van fictieve rendementen.

De voorbereiding van een op werkelijke rendementen gebaseerde vermogensheffing is afgesproken in het regeerakkoord van Rutte IV en een langgekoesterde wens van het overgrote deel van de Tweede Kamer. Dit zou rechtvaardiger zijn dan werken met veronderstelde rendementen. In individuele gevallen kan het werkelijke rendement immers sterk afwijken van de aannames van de Belastingdienst en dan betaalt de spaarder of belegger eigenlijk te veel of te weinig belasting. De afspraak om de regeling aan te passen is nog urgenter geworden nadat de Hoge Raad in december 2021 een streep had gezet door de manier waarop de vermogensrendementsheffing sinds 2017 werd uitgevoerd.

Uitwijkmogelijkheid

Maar in de voortgangsbrief over box 3 van de inkomstenbelasting die van Van Rij eind vorige week naar de Kamer stuurde, komt de staatssecretaris met de contouren van een alternatief voor de belasting gebaseerd op werkelijke rendementen. En in het overzicht van de voors en tegens van een stelsel met werkelijke rendementen en het mogelijke alternatief, scoort de uitwijkmogelijkheid op vier van de vijf punten beter dan de beloofde reële heffing die over drie jaar een feit zou moeten zijn.

Plan B is een meer verfijnde variant van de huidige vermogensrendementsheffing, een overbruggingswet die is ingevoerd na het arrest van de Hoge Raad. Die is grotendeels nog steeds gebaseerd op forfaitaire, oftewel veronderstelde, rendementen. Op dit moment gaat de Belastingdienst uit van forfaitaire rendementen op sparen (de gemiddelde spaarrente) en beleggen (circa 6 procent, gebaseerd op een langjarig gemiddelde), en een veronderstelde rente op schulden (2,28 procent voor 2022) die meetellen voor de box 3. Anders dan in de periode voor 2017 kijkt de fiscus nu wel naar de werkelijke samenstelling van iemands vermogen: de aanname dat iemand meer rendement maakt naarmate hij meer vermogen heeft, is van tafel.

Vaker fouten

De verfijningen in plan B zijn bedoeld om de fictieve rendementen zo dicht mogelijk in de buurt te brengen van de werkelijke opbrengsten. Die voorwaarde heeft de Hoge Raad namelijk gesteld aan een forfaitair stelsel. Plan B telt meer vermogenssoorten die de fiscus voorziet van veronderstelde opbrengsten. Zo wordt onroerend goed uitgesplitst naar woningen en niet-woningen, maar ook naar verhuurd en niet-verhuurd. Obligaties krijgen hun eigen rendement, dat vaak lager zal zijn dan dat voor aandelen. Ook aan de wijze waarop de rendementen tot stand komen, kan worden gesleuteld zodat die beter aansluiten bij de actuele opbrengsten in het betreffende belastingjaar.

Bij werkelijke rendementen moeten belastingbetalers meer gegevens zelf aanleveren, terwijl bij een forfaitaire heffing de fiscus alvast veel gegevens kan invullen in de belastingaanslag. Die hoeft de belastingplichtige alleen nog maar te controleren. De ervaring leert dat belastingbetalers vaker fouten maken in hun aangiftes naarmate zij meer data zelf moeten aanleveren, signaleert de staatssecretaris in zijn brief.

‘Zeer ingrijpend’

Een ander voordeel van een forfaitaire heffing is dat de Belastingdienst daarvoor minder hoeft te investeren in zijn ICT. Een stelsel gebaseerd op werkelijke opbrengsten vergt een grote investering, omdat de daarvoor noodzakelijke aanpassing van de informatievoorziening ‘zeer ingrijpend is’, aldus Van Rij. In beide systemen voorziet het ministerie van Financiën een toename van het aantal bezwaarschriften en beroepszaken tegen de aanslagen in box 3.

Op één punt blijft een stelsel op basis van werkelijk rendementen superieur: belastingbetalers vinden het rechtvaardiger. Het is echter niet voor het eerst dat Van Rij zijn twijfel laat blijken over de haalbaarheid van zo’n heffing. In september wees hij de Kamer op wat het nieuwe stelsel vereist van belastingbetalers en fiscus. ‘Daar heb ik wel in toenemende mate grote zorgen over’, schreef de voormalig belastingadviseur toen, zonder met een plan B te komen. Op verzoek van de Kamer doet hij dat nu alsnog.

Geen voorkeur

Kamerbreed leven zorgen of de huidige overbruggingswetgeving de komende jaren wel stand gaat houden voor de rechter. En of het stelsel op basis van werkelijke rendementen op tijd klaar kan zijn. ‘Het is een interessant plan B’, reageert VVD-Kamerlid Folkert Idsinga over de jongste brief van Van Rij. ‘Het is de vraag of we hier uiteindelijk gaan landen, maar de richting lijkt kansrijk.’ PvdA-Kamerlid Henk Nijboer ziet in de brief zijn standpunt bevestigd dat een taks op basis werkelijke rendementen onmogelijk is. ‘Dat is trekken aan een dood paard’.

De staatssecretaris laat via zijn woordvoerder weten dat hij zelf geen voorkeur heeft voor een belasting op werkelijke rendementen of een fijnmazige forfaitaire heffing. Van Rij wil graag op korte termijn opnieuw met de Kamer in gesprek over de toekomst van box 3.

Copyright: Het Financieele Dagblad, 12 februari 2023

Gerelateerde artikelen op Investment Officer:

Author(s)
Categories
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
Yes