Zuidas, Amsterdam
i-hjkBLwd-L.jpg

Nederlandse pensioenfondsen maakten vorig jaar gemiddeld fors meer kosten, vooral doordat er meer geld ging naar prestatievergoedingen voor vermogensbeheerders.

Bij elkaar opgeteld ging het om 2 miljard euro, zo blijkt uit het jaarlijkse kostenonderzoek van pensioenadviseur LCP. Dat is een stijging van meer dan 30 procent.

Met name bij zogeheten alternatieve beleggingen — hedgefondsen, private equity, maar ook vastgoed en infrastructuur — is het betalen van zo’n prestatievergoeding gebruikelijk. Het is een extra beloning voor een fondsbeheerder, boven op de vaste jaarlijkse vergoeding, wanneer het rendement boven een vooraf afgesproken niveau komt.

Vanuit politiek Den Haag en pensioendeelnemers klinkt regelmatig kritiek op deze beleggersbonussen. Die zouden veel te hoog zijn. Maar een deel van de pensioenfondsen, meestal de grotere bedrijfstakpensioenfondsen, kiest er toch voor. Zij nemen de hogere kosten voor lief, omdat daar volgens hen ook hogere rendementen tegenover staan en het betere risicospreiding oplevert.

Nederlandse pensioenfondsen waren in 2017 alles bij elkaar 8,6 miljard euro kwijt aan de administratie van pensioenen en aan het beleggen van het vermogen van ruim 1300 miljard euro. Dat is meer dan ooit en een miljard meer dan het voorgaande jaar. De kosten van vermogensbeheer zijn bovendien sneller gestegen dan de omvang van het vermogen.

‘De sterke stijging verrast’, zegt Jeroen Koopmans van LCP, die met zijn team voor de zevende keer op rij de jaarverslagen van de meer dan 220 pensioenfondsen doorspitte. Maar het valt niet te zeggen of dit een trend is. De stijging komt vooral door de prestatievergoedingen en die laten zich volgens hem ‘lastig voorspellen’, omdat zij direct gekoppeld zijn aan de rendementen.

De hogere beleggersbonussen over 2017 zijn opvallend, omdat de rendementen van pensioenfondsen in 2017 juist doorgaans lager waren dan in 2016: gemiddeld 5,7 procent tegen 10,3 procent. Maar prestatievergoedingen zijn vaak gekoppeld aan een index van een sector. Zo kan een belegger toch recht op een bonus hebben ook al deed hij het slechter dan vorig jaar, omdat hij wel beter presteerde dan zijn concurrenten. Dat verklaart volgens Koopmans dat de beleggersbonussen in 2017 toch zijn gestegen.

Veel pensioenfondsen zien overigens liever bonussen voor hun externe vermogensbeheerders op basis van absolute prestaties, maar dat is nog niet gebruikelijk. Pogingen om ook een ‘malus’ in te voeren, waarbij fondsen geld kunnen terughalen bij beleggers die ondermaats presteren, zijn tot nog toe mislukt.

Prestatievergoedingen worden vooral door de grotere pensioenfondsen betaald, omdat zij vaker beleggen in de categorieën waar dit veel voorkomt. Zo betaalde afgelopen jaar ambtenarenpensioenfonds ABP, het grootste fonds van Nederland, 1,1 miljard euro aan prestatievergoedingen aan al zijn externe beleggers, een stijging van 25 procent. Ook nummer twee, pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW), was fors meer aan bonussen kwijt.

Zowel ABP als PFZW deden het in 2017 minder goed dan in 2016. Dat geldt ook voor de beleggingscategorieën waarin zij de hoogste bonussen betaalden. Maar de twee fondsen scoorden met het beleggingsrendement wel beter dan het gemiddelde van alle pensioenfondsen, stelt Koopmans. ‘Dat kan hun hogere kosten rechtvaardigen.’ Over de afgelopen zeven jaar heeft LCP echter geen verband gevonden tussen prestatievergoedingen en rendementen. Ook een eigen onderzoek van De Nederlandsche Bank (DNB) vond dat niet, maar zag ook geen nadelen. ‘We vinden geen statistisch bewijs dat het betalen van vergoedingen waarde toevoegt of kost’, aldus de onderzoekers.

Pensioenfondsen slagen er overigens wel in de vaste kosten voor vermogensbeheer omlaag te krijgen. Die zijn gedaald van gemiddeld 0,37 procent van het beheerd vermogen in 2012 naar 0,29 procent. Op het huidige vermogen scheelt dat ruim een miljard euro per jaar. ‘Daar wordt met succes scherp onderhandeld’, zegt Koopmans.

De totale kosten voor het beleggen van het vermogen stegen door de hogere prestatievergoedingen, maar ook door meer transactiekosten met 1 miljard naar 7,6 miljard euro. Ook als percentage van het vermogen stegen de kosten: van 0,54 procent naar 0,58 procent.

De administratie van pensioenen is vorig jaar wel goedkoper geworden: gemiddeld 111 euro per deelnemer in plaats van 115 euro. De totale kosten voor de administratie dalen daardoor licht naar 990 miljoen euro. De verwachting is dat deze trend doorzet, omdat steeds meer kleine fondsen samengaan met grotere. Grote fondsen maken meer kosten voor hun vermogensbeheer, maar zij zijn in de administratie juist veel goedkoper.

Het Financieele Dagblad, 11 september 2018

Author(s)
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
Yes