De nieuwe Europese regels voor beleggingsbescherming bevatten zo veel verplichtingen tot waarschuwen en informeren dat het gevaar bestaat dat de klant juist niet meer luistert, waarschuwt professor Tom Loonen.
Natuurlijk is waarschuwen goed, maar je kunt ook doorschieten. Dan kunnen mensen onnodig in paniek raken of juist murw worden voor alle waarschuwingen en ze ongelezen wegklikken, is de boodschap van Loonen.
Hij is hoogleraar effectiviteit van regelgeving bij beleggingsondernemingen aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Tevens is hij directeur Wealth Management Services bij Insinger de Beaufort.
Loonen wijst erop dat de Europese richtlijn Mifid II, die in januari 2018 van kracht wordt, bijvoorbeeld de regel bevat dat vermogensbeheerders particuliere beleggers moeten informeren als hun beleggingsportefeuille gedurende een verslagperiode 10 procent gedaald is ten opzichte van het begin van deze periode.
Dit moet direct op de werkdag waarop dit gebeurt. Heeft een belegger derivaten in zijn portefeuille dan moet niet alleen gewaarschuwd worden als de hele portefeuille 10 procent in waarde is afgenomen, maar ook als een individueel derivaat met dit percentage daalt. Keldert de portefeuille of een derivaat vervolgens opnieuw 10 procent dan moet er weer gewaarschuwd worden, legt Loonen uit.
Arbitrair percentage
Hij vindt de grens waarbij gewaarschuwd moet worden arbitrair. ‘Waarom is dit een generiek percentage en hangt het niet af van het geval?’ De vraag is bovendien hoe klanten reageren op een bericht dat hun portefeuille substantieel minder waard is geworden, zegt Loonen.
‘Het kan zijn dat ze in paniek raken, hun beleggingshorizon uit het oog verliezen en in één keer alles willen verkopen. Meestal handel je dan op het verkeerde moment.’
Een tweede mogelijke reactie is dat ze hun bankier bellen en vragen: wat denk jij? Komt het nog goed? ‘De bankier wordt dan verleid allerlei voorspellende uitspraken te doen over de koersontwikkeling, terwijl we allemaal weten dat de waarde van dit soort voorspellingen maar beperkt is. Hier wilden we juist vanaf.’
De derde en de meest wenselijke reactie is volgens Loonen dat een klant verstandig met de informatie omgaat en rationeel bekijkt in hoeverre het nu nodig en mogelijk is bij te storten, zijn verwachtingen naar beneden bij te stellen, zijn risicoprofiel te verhogen of gewoon even niks te doen omdat hij nog op koers ligt om zijn doelstellingen te halen.
Een klant is meestal alleen in staat tot het derde type reactie als de vermogensbeheerder niet sec mededeelt dat er sprake is van een daling, maar ook achtergrondinformatie geeft over het hoe en waarom van de daling, hoe vaak er dergelijke dalingen voorkomen et cetera, en vervolgens inzicht geeft in wat dit betekent voor de kans dat de eerdere gestelde doelstellingen binnen de daarvoor gestelde termijn gehaald worden.
De vraag is in hoeverre banken en vermogensbeheerders dit zullen doen, zegt Loonen. Er staat nergens dat het moet en het is bovendien ICT-technisch ingewikkeld. ‘Achtergrondinformatie geven over de daling zal nog wel lukken, maar ook alle persoonlijke consequenties en opties beschrijven wordt een stuk ingewikkelder.’
Het zou volgens hem goed zijn als de sector met een statement zou komen over hoe je dit het beste kunt doen.
Mogelijkheid tot verschuilen
Gebeurt dit niet, dan kan er een wereld ontstaan waarin beleggingsondernemingen zich kunnen verschuilen achter alle waarschuwingen die ze doen: Ik heb je toch gewaarschuwd? – terwijl de klant zich hier misschien onvoldoende van bewust is.
Krijgt een klant immers om de haverklap allerlei waarschuwingen in zijn mobiel-bankieren-app of zijn e-mail, dan bestaat het risico dat hij ze ongelezen wegklikt, zoals de meeste mensen ook zonder de voorwaarden te lezen akkoord gaan gebruikersvoorwaarden voor softwareprogramma’s of met het feit dat websites cookies achterlaten op hun computer of telefoon. ‘Wat is dan het effect van deze regelgeving?’ vraagt Loonen zich af.
Hij maakt zich al langer zorgen over de regels die gaan gelden rondom de geschiktheid van beleggingsproducten of portefeuilles. Deze schrijven voor dat beleggingsadviseurs en vermogensbeheerders moeten zorgen dat producten en portefeuilles passen bij de klant, maar ook bij zijn kennis en ervaring, zijn risicobereidheid, zijn beleggingshorizon en de gestelde doelen.
‘Het actueel houden van deze “ken uw cliënt”-informatie is een grote uitdaging. Neem de wat verguisde kennis- en ervaringstoets. Deze is in praktijk vaak arbitrair en nogal statisch. Terwijl je in ieder geval kunt stellen dat gedurende de rit de beleggingservaring toeneemt en misschien ook wel de beleggingskennis.’
Eigen verantwoordelijkheid
In algemene zin roepen alle nieuwe informatie- en waarschuwingsplichten voor vermogensbeheerders en beleggingsadviseurs volgens Loonen de vraag op wat dit doet met het besef van een belegger dat hij altijd ook zelf verantwoordelijk is voor zijn keuzes.
‘Zorgen de nieuwe verplichtingen ervoor dat de belegger deze eigen verantwoordelijkheid neemt of zal hij het gevoel krijgen dat hij zonder veel consequenties steeds roekelozer kan worden?’ Dit wordt ‘moral hazard’ genoemd.
Al bij de opname van de algemene zorgplicht voor financieel dienstverleners in de Wet op het financieel toezicht wees de Raad van State op dit fenomeen. Zij adviseerde toen de reikwijdte van de zorgplicht te beperken. Het kabinet legde dit advies echter naast zich neer.
Dit artikel staat in het Fondsnieuws-magazine Focus op risico dat op woensdag 26 oktober verschijnt.