Morningstar
i-tNJZSHf-M.jpg

Morningstar, de bekendste scherprechter in de fondsenindustrie, geeft bijna één op de drie obligatiefondsen een te gunstige beoordeling. Dat blijkt uit onderzoek van Huaizhi Chen, Lauren Cohen en Umit Gurun, economen verbonden aan de gerenommeerde economische denktank NBER.

Hun studie is een harde aanklacht tegen de werkwijze van de fondsenvergelijker, die zich op zijn website aanprijst als ‘de bron voor uitgebreide, objectieve en onafhankelijke informatie over beleggingsfondsen’. Veel beleggers varen op de beoordelingen van Morningstar, maar de informatie waarop die waarderingen zijn gebaseerd zou dus niet accuraat zijn.

Sterren

De beoordeling van fondsen gebeurt bij Morningstar met sterren. De slechtst presterende fondsen krijgen één ster, de best presterende vijf. Volgens Chen, Cohen en Gurunt levert Morningstar echter maar pover werk bij de beoordeling en vergelijking van obligatiefondsen. Hoewel de fondsenvergelijker eist dat elk fonds een gedetailleerde uitsplitsing geeft van zijn portefeuille, zou het niets doen met die informatie.

Het is voor particuliere beleggers veel lastiger om de portefeuille van een obligatiefonds te doorgronden dan bij aandelen. Schuldpapier verschilt onder meer in rendement,terugverdientijd (‘duration’) en de kwaliteit in de bescherming van geldschieters (‘convenanten’). Waar het gemiddelde actief beheerde aandelenfonds zo’n honderd posities heeft, is dat bij obligatiefondsen meer dan zeshonderd. Hoewel de Amerikaanse toezichthouder SEC verplicht om de samenstelling van de portefeuille bekend te maken, is het voor beleggers uiterst moeilijk om alle data samen te voegen. Vandaar dat fondsen eigen kerncijfers bekend maken over bijvoorbeeld het risicoprofiel en de terugverdientijd.

 

De onderzoekers stellen dat Morningstar voor zijn oordeel enkel gebruikmaakt van de beknopte samenvatting die fondsen meesturen. ‘Dat heeft geleid tot een systematisch verkeerde voorstelling van zaken door fondsen, die hardnekkig, wijdverbreid, en strategisch lijkt te zijn’, schrijven ze.

In een reactie weerlegt Morningstar die conclusie: ‘Onze eerste analyse van deze paper geeft aan dat de auteurs onze methodologieën niet goed hebben begrepen, en sommige van onze data verkeerd hebben gebruikt.’

De onderzoekers zelf betwisten dat. Ze merken op dat zelfs met de door Morningstar voorgestelde ‘correcte’ berekeningswijze, de resultaten identiek blijven. Fondsen kunnen zich dus beter presenteren dan ze werkelijk zijn.

Een fonds dat meer risico neemt, mag ook verwachten dat het een hoger rendement zal halen. In vergelijking met fondsen die minder risico nemen is het dan dus gemakkelijker om het beter te doen, en veel sterren te krijgen. Onderzoek heeft aangetoond dat fondsen die een hoge rating krijgen van Morningstar meer geld aantrekken van zowel particuliere als institutionele beleggers.

Daadwerkelijk in het fonds

De NBER-economen onderzochten 1294 Amerikaanse obligatiefondsen in de periode van 2013 tot half 2019. Ze vergeleken het profiel dat de beheerders zelf aan de fondsenvergelijker rapporteerden met de beleggingen diedaadwerkelijk in deze fondsen zaten. Daarvoor maakten ze gebruik van de informatie die Amerikaanse obligatiefondsen daarover publiek bekend moeten maken.

Uit de analyse blijkt dat deze fondsen vaak veel hogere percentages van obligaties met een degelijke rating doorgaven dan ze in werkelijkheidhadden. De onderzoekers geven het voorbeeld van een fonds van Wells Fargo, dat in december 2014 aan Morningstar meldde dat het voor 100 procent bestond uit obligaties met de hoogste kredietscore, AAA. In de praktijk bleek er heel wat schuldpapier met de rating BBB, BB en B in te zitten. Het gevolg was dat het fonds ten onrechte in een minder risicovolle beleggingscategorie werdingedeeld.

Dat een onjuist gewaardeerd fonds een rendement haalt dat gemiddeld 14 procent hoger ligt dan dat van de eerlijke fondsen in zijn categorie, is volledig te verklaren door die verkeerde classificatie, ontdekten de economen. Het heeft dus niets te maken met een grotere vaardigheid bij deze beheerders. En dat terwijl hun beheerskosten gemiddeld wel 10 procent hoger liggen.

Dubbel gedupeerd

Beleggers in deze ‘foute’ fondsen zijn dubbel gedupeerd. Niet alleen kochten ze een fonds dat risicovoller is dan ze wilden, maar ze betalen er ook nog eens onredelijk hoge beheerskosten voor.

Hoewel de studie focuste op Amerikaanse obligatiefondsen, is er geen enkele reden waarom deze resultaten niet zouden opgaan in Europa, vertelt Lauren Cohen aan het FD. ‘Onze bevindingen suggereren dat beleggers enregelgevers actiever moeten zijn bij het toezicht op, en de controle van tussenpersonen zoals Morningstar.’ De Autoriteit Financiële Markten laat in een reactie weten dat zij het NBER-onderzoek inhoudelijk gaat bestuderen.

Het verschil tussen het werkelijke en voorgespiegelde risico roeptherinneringen op aan de financiële crisis van 2008. Kredietbeoordelaars keken toen amper naar wat er daadwerkelijk in de verpakte kredieten zat waar ze een rating op plakten. Tekenend is een mail die een analist van Standard & Poor’s in 2007 stuurde naar een collega. ‘We beoordelen elke deal. Het kan in elkaar zijn gezet door runderen en we zouden het nog steeds beoordelen.’

Copyright: Het Financieele Dagblad, 7 november 2019

Author(s)
Categories
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
Yes