Frank van Lennep
i-txj7Whz.jpg

Nederlandse pensioenbeleggers moeten zich gaan focussen. Alleen op gebieden waar zij zich met de beste externe vermogensbeheerders in de wereld kunnen meten, hebben zij in de toekomst bestaansrecht.

Dat zeggen chief investment officers Bob Rädecker en Frank van Lennep van PGGM. Samen zijn zij verantwoordelijk voor €219 mrd aan belegd vermogen, onder andere voor het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW). Rädecker is verantwoordelijk voor publieke markten, Van Lennep richt zich op private markten.

Waarom hameren jullie op specialisatie?

Rädecker: ‘Voor een fonds als PFZW, dat bijna €200 mrd overal ter wereld kan beleggen, gaan alle deuren open. Dat betekent dat de teams van PGGM zich moeten kunnen meten met de top van de wereld op hun deelgebieden. Anders kan het pensioenfonds beargumenteren dat het niet in het belang van de deelnemers is om een mandaat bij PGGM onder te brengen.’

Zijn fondsen daar kritischer op geworden?

Van Lennep: ‘Ja, ik denk dat de professionaliteit van de bestuurders is toegenomen. Daar zit meer kwaliteit, ook op beleggingsgebied. Zij hebben de verplichting naar hun deelnemers om te zorgen dat het geld op de beste manier belegd wordt, dus gaat de lat omhoog. Het is geen gegeven meer dat een bepaalde asset die wij nu beheren, altijd bij ons blijft. We moeten aantonen dat het een goede keuze is.’

Rädecker: ‘Sterker nog: voor elk beleggingsmandaat dat een klant bij PGGM wil afnemen, stellen wij altijd een externe en interne propositie voor - mits we die hebben.’

Hebben jullie al onderdelen laten vallen omdat jullie niet goed genoeg waren?

Rädecker: ‘Dat is de trend die we nu aan het inzetten zijn. Uiteindelijk ben ik ervan overtuigd dat je geen recht hebt op een mandaat, als je je niet kunt meten met de beste in de wereld. Dat is een boodschap die iedereen die in financiële markten en vermogensbeheer werkt wel begrijpt.’

Van Lennep: ‘Wel zijn mandaten geknipt. Een deel is intern bij PGGM ondergebracht, het andere deel bij een externe manager. Dus er is wel vermogen naar buiten gegaan.’

Tegelijkertijd is de trend dat jullie steeds meer in huis doen.

Van Lennep: ‘Ja, op een aantal terreinen waar je echt iets kunt toevoegen. Bij een indexbelegging is de conclusie redelijk snel: laat dat maar door de grote jongens doen, want zij kunnen het goedkoper dan wij. Waar je echt waarde kunt toevoegen, met name in private maar ook in een aantal publieke markten, daar heeft het zin om het intern te doen.’

Waarom geldt dat vaker voor private markten?

Van Lennep: ‘Omdat het daar handwerk is. Je volgt nooit een index, maar moet individuele transacties en investeringsmogelijkheden beoordelen. Op dat gebied hebben we de afgelopen jaren echt stappen gezet. We hebben steeds meer de tussenpersonen er uitgesneden, om binnen het mandaat eigen keuzes te maken. Vroeger hadden we bij private equity bijvoorbeeld Alpinvest, dat de selecties van de general managers deed. Dat doen we nu zelf. Primair was dat gericht op kostenreductie, maar we kunnen nu ook zelf beslissen waar dat geld heen gaat.’

Is de focus op kosten, vooral die jullie aan externe beheerders betalen, terecht?

Van Lennep: ‘Ik denk van wel. We moeten er scherp op blijven letten. Tegelijkertijd ontkom je er op sommige markten waar je je op wilt begeven niet aan, zoals private equity. Die markt is zo sterk georganiseerd, en er is zo veel geld dat daarheen wil. Dan heb je te accepteren dat je beheer- en performancevergoedingen betaalt. En sommige voorwaarden accepteren we niet. Onze grenzen staan heel duidelijk in een protocol, en je moet zeer goede argumenten hebben om daar overheen te gaan. Veel fondsen waar de hurdle (het minimale rendement voordat een fonds een prestatievergoeding mag rekenen, red.) laag ligt, of deze er niet meer is, worden afgewezen.’

Er wordt gepraat over een nieuw pensioenstelsel. Gaat dat impact hebben op het beleggingsbeleid?

Rädecker: ‘Dat hangt heel erg af van de uitkomst. Wat blijft is dat er gewoon belegd moet worden, al verschilt het over de wereld hoe dat gebeurt. Er zijn landen met een beschikbare premieregeling waar alles in publieke markten zit, maar er zijn ook landen met dit stelsel waar fondsen in zowel publieke als private markten beleggen. Wij gaan er vanuit dat ook in een beschikbare premieregeling private beleggingen nog steeds mogelijk zijn. Ik denk bovendien dat het nodige aan de achterkant moet gebeuren. Het maakt voor je bedrijfsvoering nogal verschil of je individuele participaties per deelnemer krijgt, of in een soort collectief zit.’

Van Lennep: ‘Ook in een meer individueel stelsel kun je illiquide beleggingen best liquide maken. Als je het goed gestructureerd hebt in fondsen, hoef je niet per se je beleggingen in infrastructuur, private equity of vastgoed te liquideren. Je kunt ook participaties in een fonds overdoen van de ene uitvoerder, of pensioenfonds, of deelnemer, aan de andere. Dan regel je de liquiditeit op fondsniveau. Want deelnemers gaan niet van de ene uitvoerder naar de andere omdat ze niet meer in infrastructuur willen beleggen, maar omdat ze geen goede service krijgen of omdat de kosten te hoog zijn.’

Copyright: Het Financieele Dagblad, 11 juni 2018

Author(s)
Categories
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
Yes