Martin Stolker is eerder dit jaar benoemd tot hoofd manager selectie van ABN Amro Investment Solutions. Fondsnieuws stelde hem een aantal vragen, onder meer over de ‘man of de tent’, mandaatfondsen versus beleggingsfondsen en de onstuitbare opmars van ESG.
Wat houdt deze nieuwe functie in?
‘Als Head of Manager Selection van ABN Amro Investment Solutions (AAIS) stuur ik ons analistenteam aan en ben ik eindverantwoordelijk voor de selectie van beleggingsfondsen en van strategieën voor ons mandatenplatform. Het is een ervaren team van tien analisten in Parijs en Amsterdam. Tot 1 maart gaf ik leiding aan ABN Amro Advisors, onderdeel van AAIS, dat verantwoordelijk is voor het advies over modelportefeuilles en over de samenstelling van de lijst met geprefereerde beleggingsfondsen van ABN Amro.
Ik werkte al jaren intensief samen met het analistenteam, maar nu geef ik er dus leiding aan. Ik voel dat als een hele verantwoordelijkheid. Vooral omdat onze keuzes heel bepalend zijn voor het rendement dat onze klanten op hun beleggingen halen, maar ook vanwege de sterke reputatie en marktpositie die AAIS over de jaren heen heeft opgebouwd. Wij adviseren uiteindelijk over tientallen miljarden euro’s en er zijn veel ogen op ons gericht.’
Hoe ziet het selectieproces er bij AA IS in de praktijk uit? Op welke parameters wordt geselecteerd?
‘Helaas biedt dit interview te weinig ruimte om recht te doen aan ons grondige selectieproces. We zijn soms één tot twee jaar bezig voordat we voldoende weten en genoeg vertrouwen hebben in een vermogensbeheerder om daar het vermogen van onze klanten aan toe te vertrouwen. We keren een organisatie, een proces en een team letterlijk binnenstebuiten, waarbij alle aspecten van het vermogensbeheer aan de orde komen. Dat gaat van de degelijkheid van een organisatie tot aan de kwaliteit van een team, de samenstelling van beleggingsportefeuilles en uiteraard uiteindelijk de behaalde resultaten.
Je moet ons selectieproces zien als een trechter, waarbij we zonder voorkeur beginnen met alle beschikbare strategieën in een bepaalde beleggingscategorie en waarin uiteindelijk de – naar onze mening – beste overblijven. Gedurende het proces schuift de nadruk heen en weer tussen kwantitatieve en kwalitatieve aspecten, dus tussen harde en zachte factoren. In eerste instantie gebruiken we kwantitatieve analyses, vooral om potentieel interessante beleggingsstrategieën te vinden tussen een hoop oninteressante strategieën, en later in het proces om de behaalde rendementen van individuele beheerders tot in detail te doorgronden. Ook na selectie, bijvoorbeeld bij het inpassen van een strategie in een beleggingsportefeuille, gebruiken we kwantitatieve methoden.
Vooral de kwalitatieve beoordeling van een beleggingsproces en van een team is voor ons de grootste uitdaging. Het selecteren van een beleggingsstrategie op basis van goede rendementen in het verleden is immers de kunst niet. De vraag is of we deze rendementen ook in de toekomst van deze beheerder mogen verwachten en dan gaat het niet zelden om een subjectieve inschatting. Hoe gemotiveerd is een portefeuillebeheerder bijvoorbeeld nog om zijn uiterste best te blijven doen als hij al jarenlang goede rendementen gehaald heeft, veel vermogen beheert voor een organisatie en privé zijn schapen op het droge heeft? Niet zelden zie je dan risicomijdend gedrag ontstaan met dito rendementen.
Een ander voorbeeld: een ervaren analist, die jaren onderdeel heeft uitgemaakt van een succesvol team, vertrekt. Hoe belangrijk is dit vertrek voor het toekomstige rendement? Het kan zijn dat deze analist een essentiële gesprekspartner was voor de portefeuillebeheerder. Kennis van de teams en ervaring in het selecteren van vermogensbeheerders speelt een belangrijke rol bij deze inschatting. Daar zijn geen modellen voor. Gelukkig beschikken wij over een ervaren team van analisten. Gemiddeld doen zij hun werk al meer dan tien jaar en dat maakt ons team één van de meest ervaren in de sector.’
Wat is belangrijker bij selectie: ‘de man of de tent’?
‘Zonder enige twijfel is het menselijk kapitaal voor een vermogensbeheerder van doorslaggevend belang voor succes, maar eigenlijk geldt dat voor elke organisatie in elke bedrijfstak. Een gedegen organisatie, de ‘tent’, speelt een essentiële rol bij succesvol vermogensbeheer, maar uiteindelijk is een organisatie er om het aanwezige beleggingstalent te faciliteren. Zelfs bij kwantitatieve beleggingsstrategieën zijn uiteindelijk mensen verantwoordelijk voor het bedenken en onderhouden van de gehanteerde modellen. Bij het selecteren van kwantitatieve strategieën letten wij daarom bijvoorbeeld op de kwaliteit van de research en samenwerking met de academische wereld.
Uiteindelijk gaat het ons om het vinden van het schaarse beleggingstalent, dus de unieke ‘man/vrouw’. Wij zijn regelmatig portefeuillebeheerders gevolgd als zij bij een andere organisatie gingen werken. Andersom is een organisatie sec nooit een reden geweest om een beleggingsstrategie te selecteren, eigenlijk meer waarom we dat juist niet moesten doen.’
Hebben fondshuizen door de opmars van mandaat- (en huisfondsen) nog wel eens kans op het schap te komen bij AA? In de markt is het gevoel van niet.
‘Allereerst begrijp ik dat mandaatfondsen en huisfondsen nog wel eens door elkaar gehaald worden, maar er is een essentieel verschil. Bij een huisfonds is een intern team van beheerders en analisten verantwoordelijk voor de samenstelling van de onderliggende portefeuille. Bij een mandaatfonds gaat het juist om een team van een externe vermogensbeheerder. Voor ons selectieproces maakt het niets uit of het uiteindelijk om een mandaat- of een beleggingsfonds gaat. Het blijft even grondig. En fondsen? Die blijven meer dan nodig. Onze klanten beleggen twee tot drie keer zoveel vermogen in beleggingsfondsen dan in mandaatfondsen. Alleen zijn wij wellicht nóg kritischer geworden omdat wij door ons mandatenplatform veel meer keus hebben.’
Wat worden de klanten van ABN Amro beter van mandaatfondsen in plaats van beleggingsfondsen?
‘In de eerste plaats: mandaatfondsen ZIJN beleggingsfondsen. Er zit alleen een ander jasje om een beleggingsexpertise heen en juist dát biedt veel voordelen. Bij een beleggingsfonds houdt een vermogensbeheerder alles in eigen huis en bepalen zij hoe het fonds beheerd wordt en bijvoorbeeld welke kosten er in rekening worden gebracht. Bij mandaatfondsen kunnen wij als ABN Amro veel zelf bepalen en daarmee maatwerk leveren voor de beleggingsportefeuilles van onze klanten. Wíj bepalen wie onze beleggingsfondsen mogen beheren en op welke wijze. Wíj onderhandelen met de externe vermogensbeheerders en andere dienstverleners over de kosten.
Wíj blijven na selectie de externe vermogensbeheerders op de voet volgen. Dat kan zelfs op dagbasis omdat wij volledig inzicht hebben in de onderliggende posities. Ook zullen wij niet aarzelen een beheerder te vervangen als wij vinden dat er iets mis is of als wij betere beheerders vinden. Meer dan de helft van de strategieën op ons platform zijn niet toegankelijk via andere beleggingsfondsen. Voor ons betekent het dat wij voor onze selectie niet gebonden zijn aan bestaande beleggingsfondsen of aan beleggingsfondsen waarvan het beleid niet helemaal overeenkomt met het door ons gewenste beleggingsbeleid of risicobeheer. Het universum waaruit wij voor mandaatfondsen kunnen selecteren is veel groter dan het universum van beleggingsfondsen.
Het unieke aanbod, in combinatie met op maat gemaakte strategieën én lagere kosten voor onze klanten, dát is waar ons mandatenplatform om draait.’
Wat moeten fondshuizen in- of meebrengen om onder de aandacht te komen bij Martin Stolker?
‘Schapen met vijf poten! Maar serieus, met de meeste vermogensbeheerders hebben wij uitstekende contacten en die weten dat wij zoeken naar bewezen beleggingstalent dat heel schaars is. Dat is het voordeel als je al zo lang meeloopt en elkaar kent. Toch is het voor vermogensbeheerders nog wel eens moeilijk te ervaren dat wij niet zo snel meer onder de indruk zijn. Zij realiseren zich soms onvoldoende hoe concurrerend de markt is en hoe breed het universum is waaruit wij kunnen kiezen, zeker voor ons mandatenplatform. Het betekent dat een vermogensbeheerder echt héél selectief moet zijn en ons alleen de echte pareltjes onder de aandacht moet brengen. Als je mij niet in een kwartier kan overtuigen heeft het eigenlijk al geen zin meer.
Ik heb al vaker aangegeven dat naar onze mening slechts zo’n 10 tot 15 procent van de portefeuillebeheerders in staat is om, na kosten, de markt te verslaan. Over een beleggingscyclus wel te verstaan. Deze cycli kunnen heel lang duren, soms wel meer dan tien jaar. Daarom kijken wij eigenlijk überhaupt niet naar portefeuillebeheerders met kortere histories, tenzij het niet anders kan.
Portefeuillebeheerders en analisten met minder dan tien jaar ervaring beschouwen wij niet als ‘senior’ en tellen voor ons eigenlijk al niet mee.’
Wanneer komt het moment dat ESG-criteria of ESG-integratie bij selectie van managers een sine qua non is?
‘Het gaat momenteel ongelooflijk hard. Vermogensbeheerders die wij een paar jaar geleden nog moesten overtuigen om de UN Principles for Responsible Investment (UN PRI) te ondertekenen hebben inmiddels hele teams met duurzame specialisten in dienst en introduceren beleggingsstrategieën die voldoen aan onze strenge duurzame criteria. Eigenlijk is er geen serieuze vermogensbeheerder meer die er níet mee bezig is.
Bij de selectie van beheerders vormen wij nu standaard een oordeel over de duurzame aspecten van de betreffende strategie, ook als wij deze niet op voorhand selecteren voor de duurzame portefeuilles van onze relaties. Voor ons is het dus eigenlijk al een ‘sine qua non’ dat een vermogensbeheerder Environmental, Social en Governance (ESG) criteria meeneemt in de besluiten. Uiteraard verschillen vermogensbeheerders nog enorm in de mate waarin duurzame criteria ook effect hebben op de samenstelling van de uiteindelijke beleggingsportefeuille.
Voor de duurzame portefeuilles selecteren wij uitsluitend beleggingsstrategieën met de meest strikte ESG-criteria. Veelal sluiten deze beheerders meer dan de helft van het beleggingsuniversum uit. Voor ons mandatenplatform geldt al dat de beheerders niet mogen beleggen in controversiële wapens, niet in tabaksproducenten, en niet in bedrijven die de UN Global Compact principes ernstig schenden. Ook bij onze mandaatfondsen hebben we dus al een flinke stap richting duurzaam beleggen gemaakt.’
Hoe is je Frans? Heb je al een appartement betrokken in Parijs?
‘Vermogensbeheer is een van de meest internationale bedrijfstakken en Engels is de lingua franca. Bij ons op kantoor, zowel in Amsterdam als in Parijs, spreken wij Engels met elkaar. Met mijn Vlaamse en Nederlandse collega in Parijs spreken wij bijvoorbeeld onderling Engels als Franse collega’s ons gesprek kunnen horen. Ik woon nu drie dagen per week in Parijs en dan is het wel handig als je wat Frans spreekt. Dat blijft bij mij vooralsnog beperkt tot boodschappen kunnen doen en kunnen bestellen in een restaurant. Maar ook daar geldt dat je met Engels een heel eind komt.’