De UFR is een kunstmatige rentecurve die dekkingsgraden meer stabiliteit geeft, maar niet bedoeld is om het renterisico te bepalen. Pensioenfondsen maken het zichzelf dan ook onnodig moeilijk als zij het renterisico op de UFR-rentecurve baseren. Dat blijkt nu de Commissie Parameters aanpassingen adviseert.
Dit zegt Arjen Monster (foto), hoofd LDI-advies bij NN Investment Partners (NN IP), in een gesprek met Fondsnieuws.
‘Wij adviseren pensioenfondsen om voor de renteafdekking te sturen op basis van de marktrente. Het is volgens ons zaak kritisch te blijven tegenover de voorschriften in wetgeving zoals de Ultimate Forward Rate (UFR). Deze rentecurve geeft in onze ogen niet de beste inschatting van het renterisico, is qua implementatie niet exact te volgen en kan bovendien veranderen,’ legt Monster uit.
Zijn collega Robert Berkhout, senior LDI-specialist bij NN IP, voegt eraan toe: ‘Per saldo is de marktrente veel beter geschikt voor het afdekken van renterisico. Dat is een zuivere curve, direct gebaseerd op gehandelde prijzen uit de markt, ook in de geest van het Financieel Toetsingskader. En op de lange termijn volgt de UFR bovendien de marktcurve.’
Monster ziet onder klanten dat dit overigens ook de overhand heeft. Toch benadrukt hij de impact van de nieuwe UFR voor fondsen die hun renteafdekking op de rekenrente baseren: ‘De spelregels veranderen waardoor het nodig is om het beleid opnieuw te evalueren.’
Afhankelijker van marktrente
Voor wat betreft de nieuwe UFR-methodiek luidt het advies van de Commissie Parameters om voor looptijden tot 30 jaar voortaan te vertrouwen op de marktrente. In de huidige methodiek wordt dit gedaan tot 20 jaar. Het argument voor deze aanpassingen is dat de liquiditeit in de markt tot looptijden van 30 jaar voldoende groot is om volledig op marktinformatie te vertrouwen.
Het renterisico is een van de belangrijkste risico’s voor pensioenfondsen. Een lagere rente betekent hogere verplichtingen en hiermee een lagere dekkingsgraad. De mate waarin de verplichtingen gevoelig zijn voor renteveranderingen is dus erg belangrijk.
Met de overstap naar de nieuwe methodiek stijgt de totale rentegevoeligheid op basis van de UFR-curve voor een gemiddeld pensioenfonds met ongeveer 25 procent. In de huidige UFR-methodiek piekt de rentegevoeligheid rond looptijden van 20 en 30 jaar en is er bijna geen rentegevoeligheid bij 40 en 50 jaar. Met de nieuwe methodiek wordt een deel van het risico naar 40 en 50 jaar verplaatst, terwijl er ook aanzienlijke rentegevoeligheid blijft bestaan op de looptijden rond de 20 en 30 jaar.
Hoewel 2021 nog relatief ver in de toekomst ligt, is het volgens Monster wel belangrijk dat pensioenfondsen zich op tijd voorbereiden: ‘Niet alleen fondsen die het renterisico afdekken op basis van de UFR, maar ook fondsen waarbij de beleidscyclus voorziet in een ALM-studie voor 1 januari 2021 doen er goed aan om zaken te laten doorrekenen waarbij rekening wordt gehouden met de huidige en met de nieuwe UFR en parameters.’
Stappenplan voor pensioenfondsen
De beste aanpak hiervoor verschilt per fonds, maar volgens Monster komt het neer op vier stappen. ‘Voor onze klanten zijn wij bezig met het inzichtelijk maken van de impact van de nieuwe UFR. Wat betekent het nu concreet voor de dekkingsgraad, het risicomanagement en het renteafdekkingsbeleid?’
De tweede stap is volgens Monster het herevalueren van de huidige beleidskeuzes. Hoe verhouden de veranderingen zich ten opzichte van de meest recente ALM-studie?
Vervolgens is het zaak om het beleggingsbeleid in lijn brengen met de nieuwe uitgangspunten. Welke beleggingsinstrumenten heeft het pensioenfonds hiervoor nodig en is er voldoende vermogen aanwezig om dit te bekostigen?
Tot slot, de vierde stap, zal het nieuwe beleid geïmplementeerd moeten worden. ‘Het is zinvol om hier niet mee te wachten tot 1 januari 2021, al is het alleen maar vanwege eventuele beleggingstransacties’, aldus Monster.
Nieuwe UFR raakt dekkingsgraden
De veranderingen ten aanzien van de rentegevoeligheid hebben vooral impact op de fondsen die zich voor de renteafdekking baseren op de UFR, maar uiteindelijk wordt ieder fonds geraakt qua dekkingsgraad.
In de basis geldt dat hoe hoger de duratie van de verplichtingen is, des te groter de impact is van de aanpassing van de UFR. De duratie van een fonds is afhankelijk van het deelnemersbestand. Een relatief jong fonds heeft een hogere duratie dan een fonds met een overwegend ouder deelnemersbestand.
‘Doordat de UFR nu tot 20 jaar rechtstreeks gelinkt is aan de marktrente, worden fondsen met verwachte uitkeringen langer dan 20 jaar geraakt omdat de UFR rente voor die looptijden daalt. De aangepaste parameters kunnen voor pensioenfondsen behoorlijke gevolgen hebben’, aldus Monster.
Hij vervolgt: ‘Gemiddeld zou je kunnen zeggen dat de negatieve impact op de dekkingsgraad op basis van de stand van zaken per ultimo mei zo’n 3,5 procent is. Let wel: dit kan per fonds sterk verschillen afhankelijk van de duratie van de verplichtingen. Er zullen fondsen zijn waar het effect minder groot is en ook fondsen waar de daling groter is.’
Meer achtergronden op Fondsnieuws: