Theo Andringa, NNEK
i-sR9BtPC.png

De klinkende zege die NNEK en Wijs & Van Oostveen deze maand bij de Hoge Raad hebben geboekt in een zaak die gaat om de behandeling door de Belastingdienst van partijen die beleggingsdienstverlening via een effectengiro aanbieden, heeft een lange voorgeschiedenis. Theo Andringa, topman van NNEK, blikt terug op 10 jaar vasthoudendheid.

‘De trigger voor deze lange juridische tocht dateert van de jaren rond 2009. Toen werden namelijk wetsartikelen gepubliceerd over de levensloopregeling binnen de Box-1 behandeling. Beleggingsondernemingen zoals NNEK waren in die wet- en regelgeving niet opgenomen’, vertelt Andringa (foto) in een gesprek met Fondsnieuws. 

Lijfrente-rekeningen 

‘Om een level playing field met banken, verzekeraars en beleggingsinstellingen te creëren op het gebied van vermogensopbouw moesten er drie zaken worden aangepakt: de hoogte van toezichtskosten per klant, gelijkheid van btw-behandeling en het mogen aanbieden van fiscaal gefaciliteerde vermogensopbouwrekeningen zoals lijfrente-rekeningen.’

‘Vooral dit laatste was voor ons aanleiding om een brief te schrijven aan de toenmalige minister van Financiën. We zijn toen ook in ook gesprek gegaan met diverse Kamerleden. Uiteindelijk leidde de behandeling van het bovengenoemde tot drie losse trajecten.’ 

‘Vervolgens viel het stil, maar in 2014 ben ik nog een keer door dit hele dossier van lijfrente-rekeningen geakkerd met Frank ‘t Hart van Hart Advocaten. Hij zei: als jij mij een budget beschikbaar stelt, dan ga ik lobby voeren in Den Haag’, vertelt Andringa. ‘Zo gezegd zo gedaan.’ 

Box-1 problematiek 

Met betrekking tot de behandeling van zelfstandige beleggingsondernemingen in de Box-1 problematiek was het lastig, vertelt hij, maar uiteindelijk met Prinsjesdag 2017 werd de wet aangepast en zijn beleggingsondernemingen toegevoegd als aanbieder van Box-1 rekeningen. Met betrekking tot de btw-procedure moest eerst bezwaar worden gemaakt bij de Belastingdienst tegen die aangiftes. Dat gebeurde in het derde kwartaal van 2012, zowel door NNEK als door Wijs & Van Oostveen. 

Andringa: ‘Het oorspronkelijke idee daartoe kwam uit de koker van twee, toen nog bij Deloitte werkzame belastingadviseurs: Martijn Jaegers en Elwin Makkus. Zij hebben toen de handschoen opgepakt en gezegd dat we in deze zaak een kans van slagen konden hebben. Makkus hielp ons en Jaegers stond Wijs & Van Oostveen bij.’

Op basis van het zogenoemde Deutsche Bank arrest werd in 2012 bepaald dat ‘alle vergoedingen die plaatsvinden binnen de dienstverlening rond vermogensbeheer btw-plichtig zijn’. Dat hield in dat alle transactie- en rekeningkosten binnen de belastbare omzet vielen, aldus Andringa. ‘Er kwam toen een naheffingsaanslag. Tegelijkertijd hebben we een vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst opgesteld. We zijn daarna verder gegaan en hebben toen een rechtszaak aangespannen voor de gehele btw-vrijstelling bij de rechtbank Groningen.’

Op dat moment, zo vertelt Andringa, kwam Frank ‘t Hart weer in beeld, die de zaak vanuit de Wet op Financieel Toezicht (Wft) wilde aanvliegen, daarbij geholpen door de fiscale kennis van Elwin Makkus van Deloitte. Tegelijkertijd verdedigde Wijs & Van Oostveen met steun van Martijn Jaegers zich voor de rechtbank in Haarlem. 

‘Wij verloren allebei, maar dat vonden we niet zo erg. Als we maar bij het Hof zouden winnen, wat zowel voor Wijs & Van Oostveen als voor ons het geval was. De staatssecretaris van Financiën ging toen in cassatie. Toen hebben wij Houthoff als cassatieadvocaat ingezet.’

Hof komt te hulp

In cassatie wonnen de twee beleggingsondernemingen glansrijk. Tot dan toe was de algemene opvatting dat de btw-vrijstelling alleen van toepassing zou zijn op icbe’s en daarmee gelijk te stellen fondsen. Maar het Hof van Justitie had echter een aantal criteria geformuleerd aan de hand waarvan bepaald diende te worden wanneer sprake is van ‘een daarmee vergelijkbaar fonds’. Deze criteria hebben het zwaartepunt van het procesdebat toen verlegd van fiscale aspecten naar aspecten van de Wft.

Het ging in het geval van NNEK om een vennootschap die onder bijzonder overheidstoezicht valt, en een product aanbiedt die individuele beleggers de mogelijkheid biedt in vijf vaste beleggingsprofielen te beleggen. Ten behoeve van het product was een stichting beleggersgiro opgericht die een centrale rekening aanhield bij een bank, die de effecten van het product in bewaring heeft. 

Conform het vaste beleggingsprofiel van de klant wordt het geld belegd. Daarbij wordt een zogenoemde beleggingsgirorekening toegekend die de vordering van een klant op de stichting weergeeft. Voor de dienstverlening brengt de beleggingsonderneming klanten een vergoeding in rekening. Volgens de beleggingsonderneming, was dat geen btw-belaste omzet, maar een van omzetbelasting vrijgesteld vergoeding net zoals bij de vergoeding van een beleggingsfonds. 

Het Hof bevestigde dat een centrale rekening voldoet aan de essentiële kenmerken van een gemeenschappelijk beleggingsfonds. Individuele beleggers hebben in dat kader een vordering op de stichting, terwijl de beleggingsprofielen fungeren als een subfonds en hier binnen is er geen ruimte voor individuele interventies door de belegger. 

‘Nationaal overheidstoezicht essentieel’

Om aan de vrijstelling te voldoen diende de beheerder van het gemeenschappelijke beleggingsfonds onderworpen te zijn aan het bijzonder nationaal overheidstoezicht. In het geval van de twee bovengenoemde beleggingsondernemingen was dat het geval, omdat deze partijen op basis van de Wft een vergunning voor individueel vermogensbeheer is toegekend. Wel is het van belang dat beleggingsondernemingen die zich op dit arrest willen beroepen gebruik maken van een effectengiro, dan wel dat alsnog een effectengiro voor dit doeleinde wordt opgericht.

Inmiddels heeft de Belastingdienst contact opgenomen met de raadsmannen van beide klagers. Daarbij zijn felicitaties overgebracht en is verteld dat er wordt gewerkt aan een herberekening van de btw. Het zou Andringa niet verbazen dat andere partijen - zoals Index People, OAKK, maar wellicht ook Van Lanschot die eerder dit jaar de beleggingsgiro van ASR heeft overgenomen - op basis van dit arrest in overleg gaan met de Belastingdienst. 

Eén grote hybride markt in aantocht

Theo Andringa stelt dat de uitkomst de jarenlange strijd om gelijke behandeling waard is geweest. ‘Het zorgt voor een beter level playing field voor vermogensopbouw tussen beleggingsondernemingen, zoals wij, en pensioenfondsen, verzekeraars en beleggingsfondsen. Die gelijke behandeling is belangrijk nu we te maken hebben met een terugtrekkende overheid en particulieren die steeds meer geheel of gedeeltelijk voor hun oude dag moeten zorgen. Dat betekent dat er één grote, hybride markt komt van pensioen-gerelateerde oplossingen.’

‘Het is belangrijk dat wij als zelfstandige beleggingsondernemingen daar op gelijke voet met pensioenfondsen, verzekeraars, banken en platforms de concurrentie kunnen aangaan. De overheid ziet dat inmiddels ook zo. Ook voor hen is het belangrijk dat particulieren echt een keuze kunnen maken.’ 

Meer achtergronden op Fondsnieuws:

Author(s)
Categories
Target Audiences
Access
Limited
Article type
Article
FD Article
No