Een van ‘s werelds grootste beleggers gaat zijn beleggingen verkopen in bedrijven die olie en gas winnen. Vrijdag maakte het Noorse ministerie van financiën bekend dat het 900 miljard euro grote Noorse staatspensioenfonds een deel van zijn fossiele beleggingsportefeuille op de zwarte lijst zet.
De Noren vinden het risico te groot dat een permanente daling van de olieprijs ze schade berokkent.
Het gigantische Noorse fonds is een van de grootste aandeelhouders in zo’n beetje alle Europese beursgenoteerde bedrijven, dus ook in de olie- en gassector. Zo heeft het een positie van 5,9 miljard dollar in Shell, goed voor bijna 2,5 procent van het aandelenkapitaal. Het fonds bezit ook 2,3 procent van BP en 2 procent van Total. Aan het einde van vorig jaar hadden de Noren een fossiele aandelenportefeuille van ongeveer 37 miljard dollar.
De aandelen van de grootste oliebedrijven als Shell kwamen na het besluit licht onder druk te staan. De pijn zit vooral bij de aandelen van bedrijven die zich puur bezig houden met de oliewinning, zoals het Zweedse Lundin Petroleum en het Noorse Aker BP. Zij moeten ongeveer 3 procent inleveren.
Dubbel kwetsbaar
Het staatspensioenfonds belegt de opbrengsten uit de Noorse olie- en gasvoorraden. Omdat de lokale economie al zeer afhankelijk is van die fossiele brandstoffen, begon het fonds een onderzoek naar de vraag of de beleggingen in olie- en gasaandelen geen onwenselijke dubbele blootstelling oplevert. Als de olieprijs zou instorten, zou immers niet alleen de lokale economie worden geraakt, maar ook het pensioenfonds.
Vrijdag besloot de Noorse regering dus om een deel van de olieaandelen te verkopen, en dan specifiek de bedrijven die door indexbouwer FTSE Russell worden geclassificeerd als ‘exploration and production companies’. ‘Het doel is onze reserves minder kwetsbaar te maken voor een permanente daling van de olieprijs’, aldus minister van financiën Siv Jensen in een verklaring. ‘Om die reden is het zuiverder om bedrijven uit te sluiten die zich bezighouden met de winning van olie en gas, in plaats van een generieke verkoop van de hele energiesector.’
Volgens het ministerie zal het leeuwendeel van de groei van hernieuwbare energie worden bewerkstelligd door bedrijven waarvoor groene energie nu nog niet de kernactiviteit is.
Stranded assets
Het plan was populair bij milieuactivisten, die er een bevestiging in kunnen zien van olievoorraden als ‘stranded assets’. Dat zijn bezittingen die door de energietransitie voortijdig zullen moeten worden afgeschreven. Maar de Noren benadrukken in hun verklaring dat het besluit ‘niets te maken heeft met een visie op de olieprijs, de toekomstige winstgevendheid of de duurzaamheid van de oliesector.’ Wel wordt ‘klimaatrisico’ specifiek genoemd als risico voor de Noorse pensioenreserves.
Een adviescomité had de regering vorig jaar nog aangeraden de beleggingen in fossiele brandstoffen te handhaven. In het parlement, dat het besluit van de regering nog moet goedkeuren, was wel al langer een meerderheid te vinden voor het verkopen van de olieaandelen. Wel had regeringspartij Høyre, van de conservatieve premier Erna Solberg, zich in het dossier tot dusver terughoudend opgesteld.
De daadwerkelijke afbouw van de olieportefeuille zal naar verwachting geleidelijk gaan. Het meerderheidsbelang dat de Noorse staat heeft in Equinor, het moederbedrijf van Statoil, wordt niet verkocht.
Copyright: Het Financieele Dagblad, 8 maart 2019.