Oliemaatschappijen liggen niet wakker van de volatiele olieprijs en beleggers zouden dat ook niet moeten doen, stelt Rohan Murphy, energie-analist van Allianz Global Investors. ‘Lange termijn balans is belangrijk, dat olie dan even 50 of 70 dollar staat, is niet zorgwekkend.’
De olieprijs deinde dit jaar fors op en neer, als gevolg van politieke spanningen, handelsconflicten en zorgen over de wereldwijde groei. ‘De grote oliemaatschappijen schrikken echter minder snel van zulke volatiliteit dan vroeger. Ze weten dat ze geen controle over de olieprijs hebben. Het enige dat ze kunnen doen is zo kostenbewust mogelijk opereren’, stelt Murphy.
Volgens de olie-expert van Allianz Global Investors is het vooral belang dat de olieprijs op lange termijn in balans is. ‘Ligt het gemiddelde op zo’n 60 tot 65 dollar voor een vat Brent, dan kan iedereen daarmee uit de voeten. Het is een niveau dat werkt voor de olieproducenten, voor de oliemaatschappijen, maar ook voor de gebruikers, zeg maar de consument aan de pomp.’
Dividend en investeringen
Bedrijven krijgen echter wel last als de olieprijs onder de 50 naar 40 dollar schiet, stelt Murphy. Dat raakt aan het vermogen van de oliemaatschappijen om een goed dividend te kunnen blijven uitkeren. Ook komen bij die prijs noodzakelijke investeringen in gevaar, met gevolgen voor beleggers in het aandeel op de lange termijn. ‘Een dergelijke prijs betekent bovendien dat er grotere zorgen zijn dan het wel en wee van olie-aandelen. Dan hebben we te maken met een wereldwijde recessie of vertraging’, aldus Murphy.
Oliekartel OPEC doet haar best de olieprijs te stutten. Al ziet Murphy de spanningen in het kartel om de productie beperkt te houden wel toenemen omdat de leden steeds meer uit de kast moeten halen om de olieprijs op een aanvaardbaar niveau te houden. ‘Ik zou me echter pas echt zorgen gaan maken als bijvoorbeeld Saudi-Arabië in de overheidsbegroting op een break-even uitkomt op 40 dollar.’ De olie-analist ziet dat overigens niet gebeuren.
Vraag naar olie blijft stijgen
Het zwaard van Damocles dat in de ogen van veel beleggers boven de oliesector blijft hangen is de transitie naar een duurzamere economie. Murphy: ‘De vraag naar olie zal echter de komende jaren met 1 tot 1,5 procent blijven stijgen. Daarbij komt dat de sector ook zal moeten zorgen dat afnemende reserves in bestaande olievelden worden opgevangen. Mijn verwachting is dat we in drie jaar tijd problemen zullen zien aan de aanbodkant.’
Eerder dit jaar stelde een rapport van het Internationaal Energie Agentschap dat tot 2024 de vraag naar olie jaarlijks nog met gemiddeld 1,2 miljoen vaten per dag zal blijven groeien, ondanks de afkoelende wereldeconomie.
De angst voor ‘stranded assets’ én de toenemende duurzame focus van beleggers zetten de oliebedrijven (en hun aandelen) wel onder druk. Zo deden vorig jaar olieaandelen het gemiddeld minder dan een breed mandje aandelen en wisten ze ook niet echt te profiteren van de hoge gemiddelde olieprijs over 2018. De sector heeft volgens Murphy echter al veel gedaan aan duurzaamheid, maar beleggers lijken daar weinig waardering voor te hebben.
Duurzame transitie
De langetermijnverschuiving naar duurzame energie is iets waar oliemaatschappijen wel degelijk veel aan gedaan hebben, stelt Murphy. ‘Dit is immers een business voor de lange termijn, oliebedrijven nemen beslissingen voor de komende 40 jaar. Bedrijven schakelen over naar duurzaam, maar doen dat in een gradueel tempo. Ze zijn de slechte ervaringen van 10 tot 15 jaar geleden niet vergeten toen ze in zonne- en windenergie stapten. Dat was een drama.’
Belangrijker op dit moment, volgens Murphy, is het gebruik van gas en lng. Beide zijn onontbeerlijk in de transitie naar een duurzamere wereld. ‘We noemen BP, Shell en Total nog oliemaatschappijen, maar ze houden zich in toenemende mate bezig met gas. Als belegger zien we die combinatie graag. Ook is een goede verdeling tussen up- en downstream van belang.’
De analist verwacht dat de aandacht van duurzame beleggers zich zal gaan verleggen naar sectoren die nog aan het begin van een duurzame slag staan. De energiesector zou dan erkenning moeten krijgen als ‘early mover’, meent Murphy. Uit oogpunt van duurzaamheid denkt de analist dat vooral steenkool het zal gaan afleggen tegen gas. In de oliesector verwacht hij dat de druk op teerzandolie zal toenemen. ‘De winning daarvan is erg energie-intensief. Per vat opbrengst moet je er erg veel energie instoppen.’