De veel gehoorde claim dat het monetaire beleid zeepbellen voedt, concentreert zich onder andere op de waardering van aandelen. Maar de waardering van aandelen is gemiddeld genomen helemaal niet extreem. Het zijn juist obligaties met een hoge kwaliteit, in met name de eurozone, die aan de prijs zijn.
Dat schrijft chief investment officer Han Dieperink in zijn visie op het vierde kwartaal.
Of aandelen momenteel te duur zijn hangt volgens hem af waartegen je de huidige waarderingen afzet. Sinds het dieptepunt in 2009 zijn waarderingen meer dan verdubbeld. Maar volgens Dieperink heeft dit alles te maken met de extreem lage waarderingen in 2009.
Plaats je de huidige koers-winstverhoudingen in een wat langer perspectief, dan blijkt het volgens hem wel mee te vallen met de waardering. De koers/winst-verhouding op basis van de getaxeerde winsten voor de komende 12 maanden voor de MSCI AC World Index staat nu op een niveau van circa 16. Dat was in de jaren voor de financiële crisis nog rond de 14.
‘Dat is een stijging van 14 proecnt. Daar staat tegenover dat de huidige rente een fractie is van de wat de lange rente was voor de crisis. Lagere rentes en hogere waarderingen gaan met elkaar samen. In dat opzicht lopen de waarderingen niet uit de pas.
Geen zeepbel
Zeker als we ook corrigeren voor de waardering van de VS. Dan blijkt het k/w- niveau op een verglijkbaar niveau te zitten als voor de crisis. Voor aandelen kunnen we stellen dat de waardering voor de VS wat aan de prijs is (reden waarom we per saldo onderwogen zijn in de VS), maar gemiddeld genomen is van een zeepbel zeker geen sprake.’
Terwijl de Verenigde Staten hoger gewaardeerd zijn binnen het aandelenuniversum, is dat op de internationale obligatiemarkt juist andersom. Dan blijken de Amerikaanse obligaties in relatief opzicht minder hoog gewaardeerd, aldus Dieperink.
‘Het zijn dan juist de Europese staatsobligaties die een extreem lage rente laten zien, en daarmee een hoge waardering. Daar zit met name de pijn. Dit is voor ons reden om sterk af te wijken van de samenstelling van de Europese benchmark.’