Jarenlang waren de beleggingsfondsen in de opkomende markten goed voor uitstekende rendementen, maar door de valutacrisis rond de Argentijnse peso en de Turkse lira draaien deze beleggingsfondsen nu verlies. Het gaat bijvoorbeeld om de in Nederland populaire beleggingsfondsen van Robeco en NN Investment Partners.
Deze fondsen moesten de afgelopen maanden al meer dan 10 procent inleveren, terwijl in de jaren daarvoor er soms rendementen van meer dan 20 procent behaald werden.
‘We zitten nu in de hoek waar de klappen vallen’, zegt Wim-Hein Pals, die voor fondshuis Robeco al bijna 25 jaar in de opkomende markten belegt. Zijn fonds verloor - gerekend vanaf de piek van de markt eind januari - al meer dan 13 procent.
Desondanks ziet Pals geen reden om de strategie drastisch om te gooien. ‘Opkomende markten zijn nu eenmaal volatiel, je moet in deze beleggingscategorie over stalen zenuwen beschikken. Wij verschuiven wel accenten, zo beleggen we nu minder in Zuid-Afrika en Indonesië bijvoorbeeld, omdat de valutacrisis in Argentinië en Turkije deels overslaat naar deze landen. Maar we hebben juist bijgekocht in Mexico, omdat we denken dat beleggers te negatief waren over de nieuw gekozen president.’
Turkije en Argentinië zijn twee landen die er in economische zin zeer slecht voor staan, maar waarvan tegelijkertijd het belang voor de wereldeconomie gering is, net als het gewicht van deze landen ten opzichte van de rest van de opkomende economieën, zoals bijvoorbeeld Brazilië of China. Desondanks stralen de spectaculaire koersverliezen af op de rest van de wereld. Landen die erg afhankelijk zijn van kapitaal uit het buitenland zien hun valutakoersen dalen.
‘Ik krijg op het moment erg veel vragen van klanten, collega’s en media’, zegt specialist opkomende markten Maarten-Jan Bakkum van NNIP. ‘Die vragen gaan meestal over Turkije en Argentinië, de rest wordt genegeerd. Terwijl die landen samen minder dan 1 procent van de index uitmaken.’
Vooral de vraag of de Turkse en Argentijnse onrust kan overslaan naar andere landen is populair. ‘Over de kwetsbaarste landen ben ik heel bezorgd’, zegt Bakkum. ‘Maar voor opkomende markten in het algemeen geldt dat ze er veel beter bijliggen dan in 2013, toen het taper tantrum (plotselinge en massale kapitaalvlucht red.) voor paniek zorgde. De externe financieringsbehoefte is tegenwoordig behapbaar, het fiscale plaatje is iets beter. En heel belangrijk: in China is het financiële systeemrisico en de kapitaalvlucht veel minder groot.’
Desondanks hebben Bakkum en zijn team bij NNIP in de loop van het jaar moeten constateren dat de beleggingscategorie met een probleem kampt. ‘Dat besef is geleidelijk gekomen. We hebben onze beleggingen wat meer verplaatst richting defensieve landen, zoals India. In Turkije zaten we al short, en dat zitten we nog steeds. Ik heb ernstige twijfels bij de hervormingsintenties van de regering. Maar de vraag is wel: wanneer ga je weer terug? Want je wil niet te lang short blijven zitten. Op een gegeven moment zal de druk van buitenaf zo groot worden dat ze gedwongen worden actie te ondernemen.’
Ook de obligatiefondsen die in opkomende markten beleggen hebben een bewogen halfjaar achter de rug. Sterker nog: waar de aandelenindex wordt gedomineerd door het relatief sterke Azië, bestaan de obligatiebenchmarks vooral uit de risicolanden die de grootste schulden hebben. Dat zijn precies de landen waar de valuta’s harde klappen hebben gekregen.
‘In augustus was het rendement voor obligaties in lokale valuta -6 procent. Dat is echt een extreme beweging,’ zegt Rob Drijkoningen, fondsbeheerder Emerging Market Debt bij Neuberger Bergman. ‘De markt prijst een recessie in terwijl in de meeste landen de economie gewoon doordraait. Daardoor worden obligaties wel goedkoop, wat kansen biedt als de boel weer aantrekt.’
Copyright: Het Financieele Dagblad, 4 september 2018