Het tonen van een indicatie van alle kosten die een belegger gedurende de hele looptijd van een product zal moeten gaan betalen, kan klanten afschrikken een langlopend product als een pensioenproduct te kopen.
Daarvoor waarschuwde hoofd beleggingscompetence Bert van den Broek van Rabobank maandagmiddag op een seminar in Amsterdam over Mifid II georganiseerd door PWC, Ortec Finance en de VU.
De Europese richtlijn Mifid II schrijft voor dat banken en vermogensbeheerders beleggers inzicht moeten geven in alle kosten die samenhangen met beleggen en dan niet alleen in percentages, maar ook in euro’s. En niet alleen generiek vooraf maar ook persoonlijk en achteraf.
Nederlandse banken begonnen in de aanloop hier naartoe vorig jaar met het publiceren van generieke vergelijkende kostenmaatstaven en gaan steeds een stapje verder zodat het steeds persoonlijker en vollediger wordt. Volgens Van den Broek zal het echter nog wel even duren voordat alle kosten transparant zijn.
Geen klant die ernaar kijkt
Hij zei ontdekt te hebben dat geen klant naar de nu al beschikbare overzichten kijkt. Maar noemde de verplichting wel ‘logisch’ om alle kosten die samenhangen met beleggen aan de klant te rapporteren.
Maar volgens hem is het niet altijd mogelijk om inzicht te geven in alle kosten omdat fondshuizen bijvoorbeeld niet rapporteren hoe hoog de transactiekosten binnen beleggingsfondsen zijn.
Daarnaast loopt hij in de praktijk aan tegen het feit dat fondshuizen zaken verschillend rapporteren. ‘Ik heb tijdens mijn studie geleerd dat de winst van een bedrijf geen feit is maar een mening. Dit geldt ook voor de kosten van een fonds.’
Standaard voor rapporteren fondskosten
Hij brak in dat verband een lans om te komen tot een standaard voor het rapporteren van fondskosten, liefst in Europees of beter nog in wereldwijd verband.
Los hiervan sprak van den Broek van de Rabobank zijn zorgen uit over de verplichting uit Mifid II om voor een klant ook inzichtelijk te maken hoeveel kosten er gedurende de hele looptijd van een product zullen worden ingehouden.
Vooral bij producten met lange looptijden, kan dit volgens hem tot ongewenst gedrag leiden.
‘Stel een klant heeft een startkapitaal van 100.000 euro. Het rekenrendement van de portefeuille is 4 procent en de looptijd is 30 jaar. Gaat hij zelf beleggen tegen 0,25 procent kosten dan komt hij uit op een eindkapitaal van 302.000 euro.
Kiest hij er echter voor zijn portefeuille in beheer te geven dan is zijn eindkapitaal 243.000 euro. Dat is 60.000 euro minder. Nou, wat zal hij kiezen?’
Dit inzicht kan er volgens Van den Broek toe leiden dat ook mensen die beter af zouden zijn met een adviseur of vermogensbeheerder, zelf gaan beleggen.
Doe-het-zelf beleggers behalen gemiddeld genomen een lager rendement, benadrukte hij. Een mogelijke oplossing zou zijn om bij de beheerportefeuille met een hoger rekenrendement te werken. ‘Maar zo begeef je je op een hellend vlak’, gaf hij toe.
‘We zijn dus nog op zoek naar een aanpak om de klant hier zowel compliant als eerlijk over voor te lichten. Dat is work in progress.’