In de Tweede Kamer ligt ter stemming een implementatiewet betreffende prudentieel toezicht beleggingsondernemingen voor, die de Nederlandse beleggingssector als een steen op de maag ligt. Het zal mogelijke negatieve gevolgen kunnen hebben voor de concurrentiepositie van Nederlandse asset managers.
De implementatietermijn van de Europese richtlijn liep dit weekend op zaterdag 26 juni af en is door verzet binnen de Tweede Kamer vertraagd. De nieuwe behandeling van het wetsvoorstel is voorzien voor de week van 13 september.
Het uitstel is volgens ingewijden een wijze keuze, want er is breed verzet. Niet alleen binnen de financiële sector zelf, maar ook de Raad van State - het hoogste adviesorgaan van de Nederlandse regering - heeft een negatief advies gegeven. De Raad van State vindt dat ‘deze zaak een afzonderlijke en hernieuwde afweging ten gronde verdient’.
De achtergrond van het verzet
Het gaat in deze zaak om het volgende: er is een Europees prudentieel kader, dat zich richt op beleggingsondernemingen. Het ministerie van Financiën heeft het wetsvoorstel Implementatiewet IFD (zie bijlage) aan de Tweede Kamer voorgelegd. Daarin is, in tegenstelling tot het Europese kader, bepaald dat de prudentiële regels ook van toepassing moeten zijn op beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s, zoals beleggingsmaatschappijen of beleggingsfondsen, voor zover zij beleggingsdiensten verlenen. In dit laatste geval spreekt men van ‘beheerders met een Mifid top up’.
Volgens de belangenvereniging Dufas heeft de reikwijdte waarvoor het ministerie van Financiën heeft gekozen bij zijn wetsvoorstel tot gevolg dat de concurrentiepositie van Nederlandse asset managers aangetast zou kunnen worden bij het binnenhalen van (fiduciaire) mandaten. Dat kan het geval zijn, omdat beleggingsinstellingen en icbe’s onder het wetsontwerp gelijk worden getrokken met financiëlle instellingen en beleggingsondernemingen en volgens het ministerie van Financiën meer kapitaal zouden moeten aanhouden.
Reactie ministerie van Financiën
In vragen van Fondsnieuws antwoordt het ministerie: ‘het wetsvoorstel (zie bijlage) bevat een bepaling die beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s die beleggingsdiensten verlenen gelijkschakelt met het prudentiële regime van beleggingsondernemingen. Die gelijkschakeling gaat terug tot de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Wtb) en heeft haar wortels in het basisbeginsel dat gelijke activiteiten ook gelijk behandeld moeten worden. Het verlenen van beleggingsdiensten brengt bepaalde prudentiële risico’s met zich mee.
Deze risico’s zijn er ongeacht of de partij die de diensten verleent hiertoe gerechtigd is op basis van een vergunning als beleggingsonderneming of op basis van een vergunning als beheerder van een beleggingsinstelling of als beheerder van een icbe. Door zowel beleggingsondernemingen als beheerders voor wat betreft het verlenen van beleggingsdiensten aan dezelfde prudentiële eisen te onderwerpen, wordt geborgd dat iedere partij die beleggingsdiensten verleent voldoende kapitaal aanhoudt in relatie tot de met die dienstverlening samenhangende prudentiële risico’s.’
Kapitaaleisen
Beleggingsmaatschappijen en beleggingsfondsen zijn van mening dat zij door deze aanvullende bepalingen mogelijk worden achtergesteld ten opzichte van hun buitenlandse concurrenten. Door die kapitaaleisen zouden ze mogelijk minder scherpe prijzen kunnen aanbieden waar het om hun fiduciaire rol en/of mandaten gaat ten opzichte van buitenlandse partijen. Daardoor bestaat het risico dat het (fiduciair) beheer van institutionele assets (meer dan nu het geval is) naar het buitenland verdwijnt.
Het ministerie van Financiën spreekt in een rapport de verwachting uit dat de kapitaaleisen voor beheerders met 7 procent zullen stijgen. Het uitgangspunt van het nieuwe Europese regime is echter dat er een passender prudentiële kader wordt geïntroduceerd, waarbij de Europese Commissie zelfs een gemiddelde daling van de kapitaaleisen met 16 procent verwacht.
De Nederlandse beleggingssector zet zich af tegen het feit dat de regering nieuw nationaal beleid introduceert in een wetsvoorstel, dat feitelijk puur gericht dient te zijn op de implementatie van Europese regelgeving.