Langverwachte duidelijkheid in de regelgeving over ESG- en duurzaamheidseisen voor fonds- en vermogensbeheerders lijkt de verwarring te hebben verminderd die vorig jaar leidde tot een afwaardering van ongeveer 270 miljard euro aan beheerd vermogen. Toch menen sommige specialisten dat de beweringen over greenwashing ernstig dreigen voort te duren.
Verschillende mensen uit Europa die bekend zijn met het onderwerp, zeggen dat de markt lijkt te zijn overgeschakeld naar een modus van aanvaarding na verduidelijking van de Europese Commissie in de EU-verordening inzake informatieverstrekking over duurzame financiering.
‘Dingen worden duidelijk beter’, vertelde een in Londen gevestigde ESG-specialist bij een wereldwijde private bank met hoofdkantoor in de EU die niet met zijn naam genoemd wil worden. ‘Over een jaar zijn we er beter aan toe. Misschien zien we zelfs een roll-back van SFDR classificaties.’
Niet iedereen is even enthousiast. ‘De wet- en regelgeving in Europa gaat zo snel en verandert voortdurend. Wat nu goed is, is dat morgen niet meer. Dat geeft beleggers ongemak en onzekerheid’, vertelde Eugenia Unanyants-Jackson, wereldwijd hoofd ESG bij PGIM, op een recente AFME-conferentie in Amsterdam.
In Luxemburg zien deelnemers uit de sector de zich ontwikkelende duurzaamheidswetgeving als een kans, maar duidelijk één die tijd en geloofwaardigheid nodig heeft. De komende uitgebreide SFDR-herziening van de EU deze zomer wordt gezien als een belangrijk moment om deze aanpassingen door te voeren.
‘Angst voor niet-naleving’
‘De ESG-regelgeving is enorm en financiële instellingen hebben voldoende tijd nodig om ESG-overwegingen te integreren in strategische planning, producten en dienstenaanbod, operationele processen en rapportagemechanismen’, aldus Julien Froumouth, adviseur duurzame financiering bij bankvereniging ABBL.
‘De angst voor niet-naleving van de regelgeving en de behoefte aan specialistische kennis en het vereiste inzicht drijven velen ertoe externe ondersteuning te zoeken’, zei Gaëtan Parchliniak, hoofd regelgeving bij FundRock, een beheersmaatschappij voor derden in Luxemburg.
De EU heeft vorige maand duidelijk gemaakt dat de regelgeving gebaseerd is op openbaarmaking en dat beleggers moeten aantonen hoe hun benadering van duurzame beleggingen aan de vereisten voldoet. Zij heeft ook duidelijk gemaakt dat activa waarvoor overgangsplannen gelden, zoals bij sommige investeringen van oliemaatschappijen, niet automatisch als “duurzaam” worden beschouwd.
De Europese Commissie verstrekte haar richtsnoeren vorige maandl nadat de financiële toezichthouders van de EU in september vorig jaar hadden gewaarschuwd dat de fondsen- en vermogensbeheersector betere richtsnoeren nodig had over hoe fondsen in het kader van de FRR moeten worden ingedeeld. Met de verordening werden in feite drie soorten fondsen gecreëerd. Artikel 6 voor niet-duurzame beleggingen, ook bekend als “zwarte” of “bruine” beleggingen; artikel 8 voor fondsen met enkele duurzaamheids- of ESG-doelstellingen, ook bekend als “lichtgroene” fondsen; of artikel 9 voor fondsen met duidelijke duurzaamheidsdoelstellingen, ook bekend als “donkergroene” beleggingen.
De onofficiële kleurcodering wordt op grote schaal toegepast in een poging om de verschillen tussen de soorten fondsen duidelijk te maken. Het is een vrij simplistische manier om de verschillen uit te leggen. Deskundigen die verantwoordelijk zijn voor fondsen spreken liever over complexere beleggingsdoelstellingen, zoals “afgestemd zijn” op het klimaatakkoord van Parijs of op specifieke benchmarks voor de klimaattransitie, als “netto nul”, of als “Do No Significant Harm” en als “goed bestuur”.
De facto gebruikt als labels
Hoewel de SFDR-classificaties nooit zijn ontworpen als labels, leidde de groeiende populariteit van duurzame financiële producten onder beleggers, vooral in Europa, ertoe dat ontwikkelaars van fondsproducten de classificaties ook gingen gebruiken voor de marketing van de fondsen, waardoor ze de facto als labels werden gebruikt.
Angst voor greenwashing overviel de sector afgelopen zomer nadat de Duitse politie een inval deed in de Frankfurtse kantoren van DWS en Deutsche Bank. Zij vermoedden dat de fondsbeheerder het duurzame karakter van zijn producten systematisch had overdreven. Het hoofd van DSW stapte daarop op. Een groeiend besef bij het grote publiek, mede ingegeven door berichtgeving in de media, maakte de sector nog terughoudender met het promoten van artikel 9-fondsen. Het gevolg was een massale uittocht uit artikel 9 in de daaropvolgende maanden. Veel fondsen werden gedegradeerd naar artikel 8 of artikel 6. Dit leidde tot een aanzienlijke herschikking van activa tussen fondsen.
Onderzoeksbureau Matter schatte in een rapport van 1 mei dat tussen september en januari ongeveer 270 miljard euro aan activa werd gedowngraded, meestal in passieve strategieën die gebruikmaken van benchmarks die aansluiten bij Parijs of de klimaatverandering. Volgens Matter hebben de recente richtsnoeren van de Europese Commissie “belangrijke duidelijkheid” verschaft aan fondsaanbieders.
Kwetsbaar voor greenwashing
In een analyse van 55 pagina’s zegt Matter dat de nieuwe EU-richtsnoeren duidelijk maken dat de classificatie, binnen redelijke grenzen, wordt overgelaten aan de fondsaanbieders, wat volgens haar niet zonder risico’s is. Of concreter: de sector blijft kwetsbaar voor greenwashing-claims.
‘Dit risico gaat te ver de andere kant op. Er is een middenweg nodig om een evenwicht te vinden tussen bruikbaarheid en nut, en prioriteit te geven aan de bruikbaarheid van de artikel 9-classificatie, terwijl de duidelijkheid tussen de verschillende fondstypen wordt opgeofferd’, aldus Matter.
‘Even zo betekent het openstellen van definities voor de discretionaire bevoegdheid van fondsaanbieders dat de beweringen over greenwashing die de SFDR vandaag hebben geteisterd, een ernstig risico inhouden.’
De in Brussel gevestigde vereniging van fondsbeheerders Efama wees erop dat de sector voor een zeer voorzichtige aanpak heeft gekozen. ‘Het is cruciaal om ervoor te zorgen dat hun beleggingsstrategieën transparant en nauwkeurig zijn en afgestemd op de waarden van hun beleggers’, vertelde Efama aan Investment Officer.
Reputatierisico’s blijven bestaan
De in Londen gevestigde Institutional Investors Group on Climate Change (IIGCC) wees er in een commentaarnota aan haar leden op dat beleggingsbeheerders voorzichtig moeten zijn om beschuldigingen van greenwashing te voorkomen.
‘Het voortdurende gebrek aan voorschriften betekent dat het risico blijft bestaan dat beleggers een breed scala aan benaderingen zullen blijven hanteren om de duurzaamheid van hun beleggingen te meten’, aldus IIGCC. ‘Niet alleen zou dit het vermogen om fondsen op zinvolle wijze te vergelijken kunnen verminderen, maar het kan beleggers ook blijven blootstellen aan juridische en reputatierisico’s als het gaat om de duurzaamheidsgerelateerde beweringen die zij doen als onderdeel van hun SFDR-rapportage.’
Verwacht wordt dat de Europese Commissie deze zomer begint aan een bredere herziening van de verordening inzake duurzame financiering. SFDR staat in wisselwerking met een reeks EU-regelgevingsinitiatieven, waaronder ook de EU-taxonomie en de CSRD, de richtlijn inzake duurzaamheidsverslaglegging door bedrijven. De niet-financiële gegevens waarover bedrijven vanaf de komende jaren zullen rapporteren, zullen fondsbeheerders ook meer inzicht geven in de duurzaamheidsaspecten van hun beleggingen.
‘De lopende brede herziening van SFDR door de Europese Commissie is een cruciale gelegenheid om te streven naar een middenweg die een evenwicht vindt tussen bruikbaarheid voor fondsbeheerders en bruikbaarheid voor beleggers die duurzaam willen beleggen’, aldus het rapport Dividing Lines van Matter.
Gerelateerde artikelen op Investment Officer:
- Toezichthouders stellen SFDR-wijzigingen voor: meer detail én veel extra werk
- Greenwashing is de Magere Hein van de financiële sector