Door alleen te beleggen in de beste leerlingen van de klas, snijden duurzame beleggers zichzelf in de vingers, vindt Henrietta Pacquement, beheerder van het Wells Fargo Climate Transition Global Investment Grade Credit fonds.
‘Als je bijvoorbeeld een Paris Aligned Benchmark (PAB), die behoorlijk restrictief is, als uitgangspunt neemt, dan wordt het direct een stuk lastiger om te beleggen in bedrijven die juist nu bezig zijn hun emissies flink omlaag te brengen’, stelt ze in gesprek met zusterplatform Fondsnieuws. ‘Door alleen die bedrijven te belonen die de switch naar duurzaam al gemaakt hebben, bereik je in de praktijk weinig. Wij geven er de voorkeur aan juist te beleggen in die tweede categorie, zijnde het aanmoedigen van beursgenoteerde bedrijven die zich in de juiste richting bewegen.’
Vandaar dat Pacquement en haar collega-fondsmanagers hebben gekozen voor de minder ambitieuze Climate Transition Benchmark (CTB), die een reductie van de CO2-uitstoot van 30 procent inhoudt, in plaats van de vermindering van 50 procent die de PAB beoogt. Zo kan ze bijvoorbeeld wel beleggen in olie- en gasbedrijven. Volgens haar is dit prima te verenigen met de wens van Wells Fargo om de klimaattransitie te helpen versnellen. ‘We kiezen er bewust niet voor om hele sectoren uit te sluiten of alleen te beleggen in de koplopers. Op die manier beperk je je beleggingsuniversum te veel.’
Wél fracking en Shell
De uitsluitingen die het fonds, dat begin dit jaar werd opgericht met een kleine 2 miljard euro van het Britse pensioenfonds NEST, dat dit al bij Wells Fargo Asset Management ondergebrachte bedrag converteerde, blijven daarom beperkt tot 6,5% van de namen in de Bloomberg Barclays Global Aggregate Corporate Index. ‘Dan moet je naast de gangbare uitsluitingen als controversiële wapens en tabak denken aan producenten van steenkool, en oliebedrijven met bij voorbeeld productie uit teerzanden.’
Opvallend genoeg vallen bedrijven die actief zijn in schalieolie of -gas niet onder de uitsluitingen, terwijl toch moeilijk beweerd kan worden dat dergelijke vervuilende activiteiten te verenigen zijn met de klimaattransitie. Pacquement: ‘Fracking is inderdaad geen hard uitsluitingscriterium. We beoordelen elk bedrijf op dit punt individueel. Bovendien maakt schalieolie en -gas maar een heel klein deel uit van de omzet van de meeste IG-issuers. Je vindt fracking vooral bij op de Amerikaanse markt gerichte partijen.’
‘Wat we vooral belangrijk vinden, is dat bedrijven werk maken van de energietransitie en serieus bezig zijn hun CO2-voetafdruk te verkleinen’, zo stelt ze. Volgens haar valt een bedrijf als Shell in deze categorie, ondanks het feit dat dit bedrijf ondanks door de rechter is gemaand meer te doen om haar doelstelling in 2050 CO2-neutraal te zijn te kunnen halen. ‘Shell heeft vooruitgang geboekt bij het halen van hun CO2-doelen in een zeer moeilijke sector. We willen ook dat ze meer doen maar ze zijn vergeleken bij bijvoorbeeld ExxonMobil een stuk verder bij het terugbrengen van hun CO2-uitstoot.’
Eind juni was de allocatie naar de energiesector in het fonds 6,2 procent. Tegen 6,4 procent voor de index, waarbij olie en gas 3,1 procent van de strategie uitmaakten tegen 3,6 procent voor de index. De allocatie naar basismaterialen was 1,8 procent, vergeleken met 2,8 procent, terwijl er geen sprake was van blootstelling aan ijzer en staal of mijnbouw, zo laat de fondsmanager van het Wells Fargo Climate Transition Global Investment Grade Credit fonds weten. Pacquement voegt eraan toe dat de CO2 uitstoot per miljard omzet ten minste 30 procent lager is dan de benchmark, de Bloomberg Barclays Global Aggregate Corporate Index.
Groene obligaties
Het Climate Transition fonds belegt vooralsnog slechts beperkt in groene obligaties, volgens Pacquement zo’n 5-10 procent van de portefeuille. Omdat groene obligaties momenteel zo populair zijn bij beleggers, is er namelijk vaak sprake van een fors negatief ‘greenium’, waardoor er sprake is van een beperkte spread ten opzichte van gewone obligaties van hetzelfde bedrijf. ‘Je moet deze “greenium” meewegen, als je obligaties selecteert, want je wil er zeker van zijn dat je beleggers betaald worden voor het financiële risico dat zij lopen door investering in het bedrijf.’
Engagement
Tot dusverre is engagement op klimaatgebied vooral een aangelegenheid van aandelenbeleggers. Die hebben immers stemrecht op aandeelhoudersvergaderingen waar ze zich kunnen laten horen.
‘De financiële doelstellingen tussen aandelen- en obligatiebeleggers kunnen verschillend zijn. Obligatiebeleggers willen hun geld terug, aandelenhouders kijken naar de upside. Als je kijkt naar wat er vorig jaar is gebeurd, één van de eerste markten waar de centrale banken naar keken om te versterken waren de credit markten, om ervoor te zorgen dat bedrijven konden krijgen wat ze vanuit financieringsoogpunt nodig hadden. Dat illustreert dat je zelfs als een belegger in bedrijfsobligaties je aan tafel zit en verandering kunt proberen te beïnvloeden.’
Toch wordt de rol van obligatiebeleggers in de toekomst belangrijker, verwacht Pacquement. ‘Bedrijven zullen toegang tot de kapitaalmarkt moeten blijven houden. Als ze de klimaattransitie niet voortvarend genoeg aanvliegen, dan komt die toegang in het geding en zullen ze hogere rentes moeten betalen.’ De verlaging van de kredietbeoordelingen van de oliesector begin dit jaar is wat dat betreft een teken aan de wand, meent Pacquement. ‘Bedrijven worden hierdoor gedwongen hun klimaatambities op te schroeven.’