De Duitse beurs kent relatief veel industriële (export)bedrijven die kwetsbaar zijn voor de huidige mondiale handelsspanningen. De Duitse lokale markt biedt echter ook een aantal voordelen ten opzichte van de Nederlandse, zo stelt beheerder Rombout Houben van Midlin en Gerlin.
Teslin heeft drie fondsen: de participatiefondsen Teslin Participaties en Gerlin richten zich op Nederlandse, respectievelijk Duitse smallcaps en beleggingsfonds Midlin belegt in Duitse, Nederlandse en Belgische bedrijven. ‘Vooral op de brede Duitse aandelenmarkt zijn er in dit segment nog onontdekte pareltje te vinden, omdat ze onder de radar van analisten blijven. In bijvoorbeeld België is dat veel lastiger’, aldus Houben.
Binnen de randvoorwaarden voor de bedrijvenselectie kan Houben in Nederland en België uit circa 50, respectievelijk 30 bedrijven kiezen. In Duitsland uit bijna 160. Welke markt de fondsbeheerder aantrekkelijker vindt? ‘De termen onder- en overweging ten opzichte van een index komen niet voor in ons vocabulaire. Dat is ook best lastig omdat er geen indexmandje is dat Nederland, België en Duitsland verbindt’, aldus Houben.
Op dit moment heeft de op export gerichte Duitse economie relatief veel last van de spanningen tussen China en de VS. Duitse autobouwers en toeleveranciers maken zich zorgen over de inzakkende Chinese autoverkopen. Houben: ‘Dat zag je de afgelopen 12 maanden in de Duitse aandelenkoersen weerspiegeld.’ Of Duitse smallcaps nu minder goede kansen bieden dan de Nederlandse, kan Houben niet zeggen. Een landenvoorkeur heeft hij niet en veel hangt volgens hem af van bedrijfsspecifieke factoren. Wél zijn er een aantal verschillen tussen beide markten, die doorgaans in het voordeel van de Duitse markt uitvallen.
Dynamische markt
Allereerst zijn Duitse smallcaps aanzienlijk groter dan in Nederland en België – hier zouden ze al snel tot het midcap-segment behoren – en zijn ze vaker internationaal actief. ‘Het zijn bedrijven die veelal wereldmarktleider zijn, een groot deel van hun omzet en ook productie ligt vaak ook buiten Duitsland’, aldus Houben. Dat maakt ze minder gevoelig voor de huidige Duitse groeivertraging en geeft de bedrijven blootstelling aan sneller groeiende markten. Dat laatste maakt ze weer wel gevoelig voor ontwikkelingen in de wereldwijde handel.
Voor (buitenlandse) beleggers bieden Duitse smallcaps bovendien een dynamische markt, waarbij de Duitse beurs volgens Houben veel uit de kast haalt om kleinere bedrijven zichtbaarder te maken.
‘Duitse smallcappers zijn anders dan in Nederland verplicht om tweetalig, ook in het Engels, te rapporteren. Verder moeten bedrijven eens per jaar investeerders en analisten bijpraten. De Duitse beurs organiseert daarvoor jaarlijks een event waar beleggers drie dagen lang kennis kunnen maken met honderden bedrijven. Dat missen we in Nederland.’
Verder hebben beleggers in Duitsland minder last van beschermingsconstructies. ‘Ook in Duitsland is de sprinkhanenplaag-discussie gevoerd en zijn er maatregelen genomen, maar niet zo verregaand als in Nederland. Met een gezamenlijk aandelenbelang van 20 tot 25 procent kun je met andere aandeelhouders daadwerkelijk invloed uitoefenen op een bedrijf. Dat is in Nederland toch heel lastig’, aldus Houben.
Ten slotte verdwijnen er net als in Nederland meer bedrijven van de beurs dan er op komen, maar zag Duitsland wel een grotere aanwas van nieuwe bedrijven. Qua aantallen is er voor beleggers meer keuze, stelt Houben. ‘Wel zijn er relatief veel industriële bedrijven in het Duitse segment en die zijn cyclisch. Dat biedt kansen, maar natuurlijk ook risico’s. Je moet als belegger erg selectief zijn en oog hebben voor risicospreiding. Nederlandse smallcaps zijn meer gediversifieerd.’
Langetermijnbelegger
Langetermijnbelegger Midlin houdt belangen gemiddeld vijf jaar jaar aan, bij de twee participatiefondsen is dat nog langer. Houben: ‘We nemen afscheid van een bedrijf als we een goede prijs kunnen krijgen of als de initiële investment case niet meer realistisch is. Soms blijven we heel lang, zo zit Sligro al 25 jaar in de portefeuille bij Teslin.’
De selectiecriteria omvatten onder meer de hoogte van het rendement op geïnvesteerd vermogen. Houben: ‘Verder moet de cashflow voldoende zijn om te kunnen investeren in groei en om dividend uit te kunnen keren. In Duitsland komen we vaak uit bij bedrijven op de lokale markt, die te klein zijn voor de Duitse smallcap-index SDAX.’ Relatief weinig analisten volgen die markt en dat biedt volgens Houben kansen.
Hoewel Houben ook ziet dat de economische tegenwind voor Duitsland op dit moment zwaar is, zijn macrocijfers voor een stockpicker minder belangrijk. ‘Natuurlijk kijken we er naar, bijvoorbeeld om te zien waar de groeivertraging vandaan komt. Sommige bedrijven en sectoren zijn cyclischer dan andere. Daar hou je rekening mee. Zeker bij trading. Zo hebben we eind 2018 van de sell-off in aandelen gebruikgemaakt om het Belgische Melexis te kopen. Een ijzersterk bedrijf, dat profiteert van de groei van auto-elektronica, maar wat eerder te duur was.’