Wat staat er voor 2020 op stapel op het vlak van beleggingsfiscaliteit? En wat leert een terugblik op 2019? Investment Officer sprak met Dirk Coveliers en Gerd D. Goyvaerts van het advocatenkabinet Tiberghien Advocaten.
Coveliers (links op de foto): ‘De taks op de effectenrekeningen is door het Grondwettelijk Hof afgevoerd omdat deze niet voldeed aan een aantal criteria. Denk aan de ongelijke behandeling van belastingplichtigen zonder dat dit objectief verantwoord kan worden. Waarom bijvoorbeeld wel een taks op effectenrekeningen, maar niet op andere manieren van het aanhouden van effecten? Ook zijn er andere Europese inbreuken die wij voor het Hof hebben opgeworpen en niet behandeld werden. Het voelt onrechtvaardig dat het Hof de gevolgen van de vernietigde wet nog tijdelijk in de toekomst handhaaft zodat beleggers eind december de heffing nogmaals moeten betalen.’
Goyvaerts (rechts op de foto): ‘De vraag is of de regering iets in de plaats zal invoeren. Dat is koffiedik kijken, maar in de vorige legislatuur was er geen politiek akkoord over effecten op naam. Of dat akkoord er nu wel komt, is onzeker. We spreken dan wel over een heuse vermogensbelasting. Dat is een beleidskeuze, en geen schale keuze. Opdat een dergelijke eventuele vermogensbelasting overeind blijft, moet ze wel de gelijkheid tussen de belastingplichtigen respecteren.’
IO: Hoe staat het met het UBO-register?
Coveliers: ‘De termijn tot registratie is verstreken. Vanaf 1 oktober tot 31 december 2019 zitten we in een gedoogzone, waarin er wel een wettelijke overtreding is, maar er geen boetes worden uitgedeeld. Zeer veel vennootschappen moeten voldoen aan het UBO-register, ook de maatschappen. Accountants en advocaten hebben te maken gehad met allerlei praktische problemen, onder andere ook door kinderziektes.’
Goyvaerts: ‘Sommige mensen beschouwen het als een inbreuk op de discretie, maar het is nu eenmaal een wettelijke verplichting in Europa. We moeten ermee leven. Het is nu niet duidelijk hoe het zit met trusts, stichtingen en andere rechtsfiguren. Dat is nog niet uitgekristalliseerd. Wie een beetje kan puzzelen en de informatie uit het KBO samenlegt met de jaarrekeningen van een vennootschap, kan heel wat te weten komen over de vermogensstructuur van een persoon. Het publiek heeft toegang tot het UBO-register, maar kan niet alles zien. Los daarvan, de tijd dat je je kan verbergen voor de overheid is gedaan. Wie in België een vennootschap opricht, maakt zich bekend.’
IO: Quid de fameuze kaaimantaks?
Goyvaerts: ‘Die heeft de allure van enkel toepasselijk te zijn op exoti- sche structuren, maar dat klopt niet. Sinds 1 januari 2018 is de wet uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte (EER). In België is er een KB uitgevaardigd waardoor elke EER- vennootschap die volgens de Belgische scale grondslag, minder dan 1% belasting betaalt, onder de kaaimantaks valt.
Dat is ingrijpend, want het maakt deze structuren scaal transparant, waardoor er mogelijk in de personenbelasting 30% belasting moet worden betaald op ontvangen inkomsten. Dat kan in strijd zijn met het vrij verkeer van kapitaal en diensten binnen de EU. Het is dan ook nooit de bedoeling geweest dat de kaaimantaks zo breed toepassing zou vinden. Ook normaal belaste nancierings-, beleggingsvennootschappen en holdings kunnen eronder vallen. De maatregel zorgt voor veel onzekerheid. Wat gebeurt er bijvoorbeeld wanneer er veel waardeverminderingen zijn als gevolg van beursdalingen, die dan in “land A” scaal aftrekbaar zijn?’
Coveliers: ‘De kaaimantaks kan ook een invloed hebben op private equity, die populairder is geworden bij vermogende particulieren. Dan is alles afhankelijk van de structuur waarin deze zit. Veel particulieren keren mogelijk private equity de rug toe omdat ze onzeker zijn en niet aan de scale verplichtingen kunnen voldoen. Het probleem van de scale ventilatie is een issue. Niemand begrijpt het nog, zelfs wij fiscaal advocaten moeten moeite doen om al die wetgeving te doorgronden.’
Goyvaerts: ‘België moet niet te ambitieus willen zijn op fiscaal vlak. De wetgeving moet duidelijk zijn, anders is een te grote complexiteit nefast voor het investeringsklimaat. Luxemburg heeft dat goed begrepen. Zij zijn heel behoudend voor wat hun internationale positie betreft, en kijken wat hun plaats is op de markt.’
IO: Welke trends zien jullie volgend jaar op fiscaal vlak?
Coveliers: ‘Beleggingsverzekeringen vinden gretig aftrek. Dat zal wel zo blijven. Qua directe belastingen is het scaal kader daar veel stabieler geweest. Zij kunnen een gelijkwaardig controlebehoud voor de schen- ker geven zoals met een maatschap, doch er is geen aparte KBO-inschrijving of UBO-registratie, noch een boekhoudverplichting zoals nu ingevoerd werd voor maatschappen.
Ook de DBI-fondsen zijn sterk gegroeid en die populariteit zal aanhouden. Het zijn interessante producten om gespreid te beleggen in aandelen voor vennootschappen die niet voldoen aan de participatiedrempels.’
Goyvaerts: ‘Vergeet ook niet de DAC 6 algemene meldingsplicht die in juli 2020 van kracht wordt. Die viseert potentieel “fiscaal agressieve internationale structuren”. Heel wat partijen, zoals banken, verzekeringsmakelaars, beroepsbeleggers en notarissen krijgen ermee te maken. De toepassingssfeer van die regelgeving zal zeer breed zijn. Ze wordt erg gedetailleerd uitgewerkt en is geldig in elk Europees land, maar wel op een lichtelijk andere manier. Het zorgt voor veel rompslomp en verhoogt de compliancekost. De bedoeling is om de overheid te informeren over potentiële scale spitsvondigheden met een internationale inslag. Mogelijk worden ook internationale beleggingen geviseerd. De boetes kunnen hoog liggen, wat ieders actieve medewerking uiteraard bevordert.’
IO: Nog slotbedenkingen over de Belgische beleggingsfiscaliteit?
Coveliers: ‘De beleggings scaliteit voor particulieren is scheefgetrokken. Producten die economisch ge- lijklopend zijn, worden verschillend belast. We hopen al meer dan een decennium dat dit rechtgetrokken wordt.’
Goyvaerts: ‘Vele fiscale wetten worden veel ruimer omschreven dan strikt noodzakelijk. Vergelijk het met een visser die vist met te kleine mazen. Hij zal dan weliswaar de vis binnenhalen die hij wil, maar ook veel meer soorten die hij eigenlijk niet wenst. De wetgeving is dus vaak te breed en wordt vaak Europees opgelegd. Daarna moet deze in lokale wetgeving worden omgezet. Het is allemaal erg complex geworden, zelfs voor specialisten. Het feit dat de bewijslast vaak omgekeerd wordt, betekent in bepaalde gevallen dat de burger onterecht wordt belast, maar dat het onbegonnen werk is daar tegen in te gaan.’
Coveliers: ‘Een bijkomende reden voor het groeiend succes van het DBI-fonds ligt in het feit dat het om een Belgisch product gaat dat ‘op maat’ gebouwd is, in die zin dat het perfect afgestemd wordt op bestaande Belgische regelgeving, bijgevolg is de fiscale behandeling ervan duidelijk.’
Dit artikel is verschenen in het magazine van Investment Officer, dat in december is verschenen.