Het Europees Hof van Justitie diende zich in zijn arrest van 22 november 2022 te buigen over de verenigbaarheid van het UBO-register en de fundamentele rechten tot eerbieding van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens zoals gewaarborgd in artikelen 7 en 8 van het Handvest.
Vennootschappen, (i) vzw’s, stichtingen, trusts, fiducieën en andere gelijksoortige juridische constructies zijn gehouden tot identificatie van hun uiteindelijke begunstigden of UBO’s in het UBO-register. Voor vennootschappen kan iedereen deze informatie inkijken. Het Hof besluit nu dat deze regeling ongeldig is in de mate dat de Lidstaten ertoe zijn gehouden om in alle gevallen publieke toegang te verlenen tot de gegevens van vennootschappen en andere juridische entiteiten in het UBO-register.
1. Het Hof besluit tot een ernstige schending van het recht op privéleven en bescherming van persoonsgegevens
De invoering van het UBO-register is onderdeel van de vierde antiwitwasrichtlijn (richtlijn n°2015/849 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, zoals gewijzigd door de richtlijn n° 2018/843, ook verwezen als de vijfde antiwitwasrichtlijn). Europa wou met dit UBO-register de lidstaten verplichten om bepaalde gegevens van de UBO’s van de in de lidstaten gevestigde vennootschappen en juridische entiteiten te verzamelen en te beheren. De bedoeling daarvan was om in de nasleep van gekende media-schandalen zoals de panama papers meer transparantie omtrent vennootschapsstructuren en andere entiteiten te creëren en om zo witwassen en financiering van terrorisme tegen te gaan.
De zaak waarin het Europese Hof van Justitie uitspraak deed, ging concreet over het Luxemburgse UBO-register. Zowel de uiteindelijke begunstigde van een Luxemburgse vastgoedvennootschap, alsook een andere Luxemburgse vennootschap hadden elk afzonderlijk het Luxemburgse ‘tribunal d’arrondissement’ (rechtbank eerste aanleg) gevat om de ongelimiteerde toegang tot de in het Luxemburgse UBO-register opgenomen informatie voor het grote publiek te beperken. Het argument in hoofdorde is de schending van het recht op bescherming van het privéleven en het familie-en gezinsleven, alsook het recht op bescherming van de persoonsgegevens zoals verankerd in artikel 7 en 8 van het Handvest. De Luxemburgse rechter besluit hierop om een reeks prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van een aantal bepalingen van de antiwitwasrichtlijn en over hun geldigheid in het licht van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aan het Europees Hof van Justitie voor te leggen.
Iedere burger kan - ook omwille van redenen die géén verband houden met de door het UBO-register nagestreefde doelstelling -, vrij toegang verkrijgen tot de in het UBO-register geregistreerde gegevens. Dit effect wordt bovendien versterkt wanneer deze informatie van de UBO eenvoudigweg kan geraadpleegd worden via het internet. Bovendien kunnen deze gegevens niet alleen door iedereen vrij geraadpleegd worden, maar kunnen ze ook worden opgeslagen en verspreid. Het Hof komt dan ook tot het besluit dat de toegang door elk lid van de bevolking van informatie over geïdentificeerde natuurlijke personen het gewaarborgde grondrecht op de bescherming van het privéleven raakt. Blijkens vaste rechtspraak van het Hof is het beschikbaar stellen van die persoonsgegevens aan derden eveneens een ernstige inmenging zowel op het recht op de bescherming van het privéleven als op de bescherming van persoonsgegevens.
2. Géén rechtvaardiging in het licht van het nagestreefde doel, strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering
Het Hof erkent dat de doelstelling van het UBO-register, t.w. het witwassen van geld en de financiering van terrorisme voorkomen door een ‘vijandige’ omgeving t.a.v. criminelen te creëren, een doelstelling van algemeen belang vormt. Dergelijke doelstelling van algemeen belang kan in beginsel zware inmengingen op de door het Handvest gewaarborgde rechten rechtvaardigen. Hiertoe is echter vereist dat de genomen maatregelen passend, strikt noodzakelijk en evenredig zijn om dit doel te bereiken; criteria waar volgens het Hof in casu niet aan is voldaan:
Het feit dat de publieke toegang tot informatie over de UBO “kan bijdragen” aan de bestrijding van misbruik van vennootschappen en andere juridisch entiteiten, alsook “zou kunnen “helpen bij een strafrechtelijk onderzoek, volstaat voor het Hof niet voor wat betreft de noodzakelijkheidsvereiste.
De bestrijding van het witwassen van geld en van terrorismefinanciering is in de eerste plaats een zaak van de overheid en van onderworpen entiteiten zoals kredietinstelling of financiële instellingen die onder de witwasrichtlijn reeds ingevolge hun activiteiten aan een reeks (identificatie) verplichtingen onderworpen zijn.
De voorziene beperkingen op het publiek beschikbaar stellen van informatie over uiteindelijke begunstigden zoals een voorafgaandelijke online registratie en in uitzonderlijke omstandigheden te voorzien in uitzonderingen op de toegang, zijn onvoldoende om dergelijke ernstige inbreuk op de Europese grondrechten te rechtvaardigen. Er zijn evenmin onvoldoende waarborgen die de betrokkene UBO’s in staat stellen om hun persoonsgegevens doeltreffend te beschermen tegen misbruik.
Onder de vierde antiwitwasrichtlijn was voorzien dat de burger enkel toegang kon krijgen tot het UBO-register mits het aantonen van een legitiem belang. Onder de vijfde antiwitwasrichtlijn werd deze voorwaarde van het aantonen van een legitiem belang voor wat betreft vennootschappen geschrapt wegens het ontbreken van een uniforme definitie van dit begrip en de praktische moeilijkheden die dat had opgeleverd. Deze schrapping leidt tot een aanzienlijk zwaardere aantasting van de door het Handvest gewaarborgde grondrechten, zonder dat dit op enige wijze wordt gecompenseerd ten opzichte van de initiële regeling.
3. De impact voor het belgisch ubo-register
Het Belgisch UBO-register is geregeld door de Wet van 18 september 2017 (antiwitwaswet) en anderzijds het koninklijk besluit van 30 juli 2018 (‘KB’) dat de werkingsmodaliteiten van dit register vaststelt.
Het Belgisch UBO-register verleent (gratis) toegang aan elke burger om de gegevens van vennootschappen te raadplegen – dit althans tot voor publicatie van de beslissing van het Europees Hof van Justitie. Hiertoe dient men zich voorafgaandelijk te identificeren via elektronische identiteitskaart. De informatie met betrekking tot deze raadpleging wordt gedurende een periode van 10 jaar bewaard. Belangrijk om te vermelden is dat deze onbeperkte toegang tot gegevens enkel betrekking heeft op vennootschappen. Wanneer men in het UBO-register informatie wenst te raadplegen van UBO’s van een vzw, stichting, trust, fiducie of gelijkaardige juridische constructie, dient een legitiem belang te worden aangetoond.
Daarnaast kan ook op gemotiveerd verzoek een uitzondering op de toegang tot de gegevens in het UBO-register worden toegestaan wanneer deze toegang de UBO zou blootstellen aan een onevenredig risico, een risico op fraude, ontvoering, chantage, afpersing, pesterijen, geweld of intimidatie. Indien de UBO minderjarig of handelingsonbekwaam is, kan deze afwijking automatisch worden toegestaan.
De ongebreidelde publieke toegang tot het Belgisch UBO-register werd in het verleden ook meermaals door zowel de Raad van State als de Privacy Commissie bekritiseerd. Zo wees de Privacy Commissie er reeds in mei 2017 op dat bepaalde persoonsgegevens verkregen via het UBO-register internationaal en op ongecontroleerde wijze kunnen worden doorgegeven, gebruiken en verkopen door handelaars van gegevens zoals Graydon. Ook de Europese toezichthouder heeft inzake deze problematiek aangegeven dat het verwerken van voor een bepaald doel verzamelde persoonsgegevens voor een geheel ander doel een inbreuk vormt op het doelbeginsel van gegevensbescherming en de uitvoering van het evenredigheidsbeginsel bedreigt.
Desondanks werd er toch voor gekozen om deze regeling te behouden, weliswaar met een beperking op de omvang van de gegevens van de UBO die kunnen worden geraadpleegd. Hiertoe kan ook verwezen worden naar het Verslag aan de Koning bij het KB waarin getracht wordt om de publieke toegang en de evenredigheid hiervan met het doel van de Wet te motiveren.
Aldus moet worden besloten dat de implementatie van het Belgisch UBO-register weinig verschilt van haar broertje in Luxemburg. Dit betekent o.i. ook dat de publieke toegang tot het Belgisch UBO-register tot het verleden dient te behoren.
4. Hoe gaat de UBO-saga nu verder?
Hoewel de beslissing van het Europees Hof genomen is naar aanleiding van een reeks prejudiciële vragen die werden gesteld in het kader van het Luxemburgs UBO-register, richt deze uitspraak zich primair tot de Europese wetgever en de Europese Commissie en heeft ze bijgevolg ook een impact op alle lidstaten.
In Nederland heeft de Minister van Financiën Sigrid Kaag aan de Kamer van Koophandel verzocht om de publieke toegang tot het register tijdelijk af te sluiten. Ook het Luxemburgs UBO-register is niet langer publiek consulteerbaar. Er mag ook verwacht worden dat de Luxemburgse rechter zal oordelen in lijn met deze toe te juichen beslissing van het Europees Hof.
Wat betreft het Belgisch UBO-register werd formeel op de website van de FOD Financiën bevestigd dat ingevolge het arrest van 22 november 2022 de toegang tot het grote publiek tot informatie over de uiteindelijke begunstigden tijdelijk wordt opgeschort. Er wordt tevens aangekondigd dat er binnenkort een oplossing zal worden medegedeeld die de toegang tot gegevens in het Belgisch UBO-register mogelijk zou moeten maken overeenkomstig het arrest. De publieke consultatie van dus ook het Belgisch-UBO register is op vandaag (25/11/2022) niet meer mogelijk.
Een uitgebreide versie van dit artikel werd gepubliceerd op de website van Tiberghien Advocaten.
De auteurs zijn advocaten bij Tiberghien Advocaten en Investment Officer kennispartner.
Gerelateerde artikelen op Investment Officer: