Van de door Mifid II beoogde uniforme Europese beleggersbescherming is nog altijd geen sprake. Private banken in Europa benaderen het begrip Know Your Customer (KYC) verschillend en hanteren een uiteenlopend detailniveau bij de invulling ervan. Van een volledig gedigitaliseerd proces is bij geen van de banken sprake.
Dat blijkt uit onderzoek van Ronald Janssen van Ortec Finance en Tom Loonen van de Vrije Universiteit onder 25 Europese private banken, en een gesprek daarover met Fondsnieuws, het Nederlandse zusterplatform van Investment Officer. In België hebben ABN Amro Belgium, Accuro en Puilaetco deelgenomen aan het onderzoek.
Europese private banken blijken de maximale verliescapaciteit van klanten bijvoorbeeld verschillend te beoordelen en nemen in veel gevallen de beleggingen bij andere banken niet mee bij de bepaling van het risico dat een klant kan dragen.
De onderzoekers spreken concluderend van grote verschillen tussen banken en tussen landen en: van een zorgelijke uitkomst. ‘In alle oprechtheid was onze hypothese dat er verschillen zouden zijn’, reageert Loonen, hoogleraar ‘Effectiviteit van regelgeving bij beleggingsondernemingen’ aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. ‘Die zijn uitgekomen, en dat is wat ons betreft zorgelijk. Datgene wat Mifid II beoogt, namelijk horizontale harmonisatie in beleggersbescherming, is nu niet aan de orde. Uitgaande van de regelgeving zou het niet uit moeten maken in welk Europese lidstaat en bij welke bank je belegt, maar de facto maakt dat dus wel degelijk uit.’
De grote verscheidenheid in de manier waarop banken de ‘ability to bear losses’ benaderen noemt Loonen als een van de drie meest opvallende uitkomsten van het onderzoek. Een groot deel van de private banken bepaalt deze verliescapaciteit op basis van het maximale verlies dat een beleggingsportefeuille kan lijden, terwijl andere banken kijken naar álle activa van een klant. Bovendien kiest de ene bank voor een kwantitatieve aanpak, terwijl de andere kiest voor een kwalitatieve benadering.
Actualisatie KYC-informatie
Een andere in het oog springende conclusie is de uiteenlopende termijn die banken hanteren bij de actualisatie van KYC-informatie. Een opmerkelijk deel van de private banken doet dat jaarlijks, maar er zijn ook banken bij die het eens in de drie jaar doen of alleen als er significante wijzigingen zijn bij een klant.
Loonen benadrukt dat er geen harde wettelijke bepaling bestaat over deze termijn, maar dat de Europese toezichthouder Esma tussen de regels door wel aanbeveelt om dit regelmatig te doen. ‘Hoe actueler deze informatie, hoe beter je het advies af kunt stemmen op de behoefte en doelstellingen van een klant.’
En dan is er nog de digitalisering, of eigenlijk het gebrek daaraan in de processen van Europese private banken. Geen enkele bij het onderzoek betrokken private bank hanteert een volledig digitaal proces bij het inwinnen van informatie in het kader van KYC. Loonen: ‘Het belang van de adviseur blijkt nog immens. Natuurlijk kan een mening en een professioneel oordeel van een adviseur gewenst zijn, maar ik vind het een frappante uitkomst. Daar zijn grote stappen te maken, ook omdat iedereen weet dat de kosten voor het beheersbaar maken van je processen en de reguleringskosten dusdanig hoog zijn dat je naar een grote mate van digitalisering zou moeten.’
Spreiding van vermogen
In het kader van de verwachting dat zeer vermogenden hun beleggingen vaker spreiden over verschillende banken nu deze in toenemende mate een negatieve rente berekenen boven een bepaald banktegoed, is nog een andere uitkomst van het onderzoek interessant. Slechts een klein deel van de Europese private banken blijkt de beleggingen bij andere banken mee te nemen bij de beoordeling van het te dragen risico van een individuele klant.
Janssen, managing director van Ortec Finance, zegt: ‘De noodzaak voor een bredere inventarisatie is in de context van de huidige ontwikkelingen inderdaad groter. De vraag is of je de geschiktheid wel goed kunt bepalen als je slechts kijkt naar de beleggingen bij één bank.’
Nederland
De onderzoeker noemt daarnaast nog de grote verschillen tussen landen, waarbij Nederland gemiddeld goed is in de concretisering van de beleggingsdoelen van klanten. ‘Vastleggen, monitoren; andere landen liggen daarmee wat achter.’
Wat hem daarnaast is opgevallen, is dat veel processen bij banken nog altijd productgedreven zijn. ‘Bij een geadviseerde portefeuille wordt wel een advies en een profiel om die portefeuille gebouwd, maar niet breder gekeken. Ook in Nederland is dat nog zeer beperkt geïmplementeerd. Ze hebben vaak wel financieel planning diensten, maar maken dat niet voor iedereen beschikbaar.’
Loonen: ‘Of ze zetten de informatie die daaruit voortkomt niet proactief in als KYC-informatie. Een bijzondere ontwikkeling in het kader van kostenefficiency, want zo’n plan kost veel tijd en geld.’
Volgens de onderzoekers bevinden veel private banken zich nog aan het begin van de integratie van de beleggingsafdeling en financiëleplanningafdeling. Het moment waarop de klant dit dan gaat merken, ligt vervolgens nóg verder in de toekomst.